Mensen schrijven al sinds de oudheid over zichzelf. Ze noemden het destijds confessions, essays, epistels, memoires. W. P. Scargill wordt als eerste genoemd die het genre in 1834 autobiografie noemde in The Autobiography of a Dissenting Minister. Maar ook William Taylor kreeg die primeur in 1797. Hoe dat ook zij, veel oudere en ook moderne romans zijn niet anders dan autobiografieën, soms zelfs onbewust, en zeker zonder dat het met zoveel woorden als zodanig wordt vermeld. In enkele gevallen werd zelfs de dichtvorm gebruikt.
De autobiografie is een levensverhaal. Er bestaan geen duidelijke eisen voor deze vorm van literatuur. Je kunt beginnen waar je wilt – volgens chronologie of met flash-backs. Het zijn levenservaringen gegoten in literaire vorm. De autobiografie is een ontdekkingsreis in het verleden van de schrijver; hij poogt een logische lijn te beschrijven en een waarheid te creëren die soms uitstijgt boven de historische en feitelijke waarheid. Hoeveel zelfkennis en zelfinzicht brengt de auteur mee bij dit werk? Hoeveel is er vergeten en moet 'gereconstrueerd' worden om de lijn van het verhaal vloeiend te houden voor de beoogde lezer? François Mauriac zei hierover: de auteur retoucheert zijn herinneringen zonder de weloverwogen intentie om de lezer te bedriegen. Hoeveel moet er onderdrukt en verzwegen worden om relaties en naaste vrienden te sparen? Het weglaten van feiten is soms niet minder onwaar dan een bewuste leugen. Van hoeveel belang is ons levensverhaal voor de naaste familie? Of voor het ruimere publiek?
Soms is het doel van de autobiografie wraak, zoals bij politici die faalden in hun taak, maar na hun actieve leven toch genoegdoening proberen te krijgen. Een oratio pro domo - wraak op de gang van de geschiedenis. Of juist om zich nog eens zelf extra op de borst te slaan. Er zijn schrijvers die uiterlijk geslaagd leken maar die zichzelf als mislukkelingen zien, en die daar een uitleg voor geven of bedenken. De autobiograaf voelt zich een historicus, maar hij vecht niet zelden tegen vergetelheid en moet dan de waarheid een handje helpen. Wij distilleren een levensverhaal uit kleine episodes; van kruimels bakken we een koek. Sommige twijfelaars noemden de autobiografie een artefact, een constructie: 'de Grote Leugenaar'.
Paul Theroux verklaart waarom hij nooit zijn autobiografie zal schrijven in een artikel uit 2011 in The Smithsonian: The Trouble with Autobiography. Hij noemt al zijn schrifturen samen een vorm van autobiografie. Hij citeert daar Kipling, die het 'the higher Cannibalism' noemt.
Vertekening van het geheugen is vaak een factor. De dichter Lamartine beschrijft in zijn autobiografische gedicht La Vigne et la Maison zijn geboortehuis met een prachtige wingerd tegen de gevel. Een historicus vond uit dat er destijds geen wingerd tegen het huis groeide. De vrouw van de dichter had die veel later geplant, om het gedicht ‘waar’ te maken. En dat is een kleine onnauwkeurigheid. De beroemde Chateaubriand beschreef zijn reizen naar Amerika die grotendeels verzonnen waren. Is dit fictie die waar genoemd wordt, of echt bedrog? Maar het is wel literatuur.
Wat doe je met de privacy van je familie of van andere mensen die je ontmoet hebt in je leven? Richard Freedman is bezig met het schrijven van zijn autobiografie. Hij schrijft met liefde en gevoeligheid over zijn vader, een belangrijk personage in zijn leven, die ondertussen overleden is. Nu blijkt die vader geen geslaagd persoon te zijn in de maatschappelijke sfeer; hij had verkeerde beslissingen genomen in zaken, had vaak nogal grote wisselingen in zijn humeur, en eindigde zijn leven met de ziekte van Alzheimer. Freedman vindt dat zijn vader, met al zijn fouten, een formatieve figuur was in zijn levensgeschiedenis, die een vooraanstaande plaats moet krijgen om Freedman zelf te kunnen begrijpen. De auteur verbeeldt zich, na het voltooien van zijn boek, een gesprek met zijn vader die zojuist het manuscript heeft gelezen. Welke geheimen geef je prijs, wat verdoezel je? Hij verdedigt daar zijn openhartigheid. (In The Ethics of Life Writing, ed. J. Eakin, Cornell 2004).
Het schenden van 'privacy' is problematisch; wie gaat het aan of de partner van de schrijver op het eind van zijn of haar leven dement was, of impotent? Of als de dochter van een bekende vader onthult dat zij vele jaren het slachtoffer was van een incestueuze verhouding? Deze morele problemen blijven tot op heden onopgelost.
Soms moet de autobiograaf een pijnlijk verleden blootleggen om met zichzelf in het reine te komen. Paul Auster, die zijn leven lang worstelde met de geslotenheid en afstandelijkheid van zijn vader, vond op een gegeven moment in diens nalatenschap dat deze, als jong kind, getuige was geweest van de moord op zìjn vader (de grootvader van Paul) door de grootmoeder. Zijn vader had een pantser van wantrouwen om zich heen opgetrokken. De ontdekking van dit familiegeheim gaf hem de doorbraak om zijn vader beter te begrijpen en misschien zelfs te vergeven.
Een belangrijk punt is 'de waarheid', en dat wordt gekoppeld aan 'het vertrouwen' van de lezer. Het wordt auteurs kwalijk genomen als er duidelijke onwaarheden ten grondslag liggen aan hun autobiografische werk, en des te meer als de auteur zich voordoet als iemand die hij niet is. Als voorbeeld geef ik de 'kampherinneringen' van Wilkomirski, die zich in zijn boek uitgaf voor een Joodse sjoa-overlevende. Hij was noch het een, noch het ander. Al deze overwegingen gelden, in iets mindere mate, ook voor literaire fictie in roman-vorm, want die inhouden berusten, bewust of onbewust, zo vaak op de persoonlijke ervaring van de schrijver.
Ik zocht aanvankelijk eigenlijk wat de mensheid beweegt om een autobiografie te schrijven. Ik heb daar geen antwoord op kunnen vinden. De auteurs van autobiografieën zien hun leven als voldoende significant voor iemand om het op papier te zetten, met de gedachte dat de wereld incompleet blijft als deze levenservaring verloren zou gaan. Is het een vorm van exhibitionisme, een ego-trip? Misschien wel, maar dat is bijna niet anders dan de drang tot schrijven in het algemeen.