Ik begrijp de relatieve rust van mijn medemensen niet. Iemand, van ver weg, probeert mij te vermoorden. Het lukt niet zo erg, tot nu toe, maar hij blijft het proberen, dag en nacht. Gelukkig hebben wij daartegen de schuilkelder uitgevonden, en nog enkele intelligentere trucs om zijn boze plannen te verijdelen.
Over die schuilkelder wil ik het hebben. Als het luchtalarm begint te loeien, dan hebben we in het centrum van Israël ruim een minuut vóór de bijbehorende knallen. Die knallen hebben het op mij gemunt. Wie zich op straat bevindt, lopend of in zijn auto, moet beschutting tegen die raketten zoeken. Buiten de stad moet je op de grond gaan liggen, en in de stad zo mogelijk bij iemand in huis schuilen. Dus ging laatst hier weer een alarm. Een stationwagon stopte voor de deur op straat, maar ik lette daar verder niet op en ik haastte mij naar een beschutte plek in huis. Even later klopte iemand op de deur. Een keurige mij onbekende jonge vrouw hier uit de buurt. Of ze even mocht schuilen. Ik zei haar 'natuurlijk', maar dat wij geen echte schuilkelder hebben. Daar keek ze van op. Gewone mensen van onze stand hebben een stationwagon en een schuilkelder. Daarenboven was ik gekleed in mijn gebruikelijke zomerse werkkleding: een onderbroek. Ik durfde in dat stadium niet te vertellen dat wij gewoon op de WC gaan zitten bij luchtalarm, dus ik nodigde haar uit op de rand van het bad plaats te nemen. Ze vond het maar een vreemd arrangement; het was echter te laat om een beter onderkomen te zoeken. Ze begon meteen met haar chique mobieltje al haar kinderen en relaties te bellen om te vragen of ze wel goed in hun schuilkelder zaten. Na verloop van tijd, en enkele knallen later, ging ze duidelijk opgelucht verder met haar besognes.
Deze dame kan bij het volgende luchtalarm beter bij onze buren aankloppen – die hebben een echte schuilkelder, en een stationwagon.