Het boek Sjemot kent veertig hoofdstukken, die twee grote thema's beschrijven: het verblijf in Egypte, de slavernij plus de Uittocht en de bouw van het Tabernakel, het Misjkan. Ongeveer halverwege – in hoofdstuk 20 – zijn de Tien Geboden (of beter: de Tien Woorden) te vinden, die beide thema's verbinden.
Natuurlijk zijn er ook nog enkele hoofdstukken die over civielrecht en strafrecht gaan, parasjat Misjpatiem. Maar die zijn in feite een uitvloeisel van de Tien Woorden, of een voorbereiding daarop, volgens de mening dat een gedeelte van deze wetten vóór de Openbaring op de Sinaï aan Jisraeel werd gegeven. Ik denk dat de hoofdstukken over Egypte bijna gelijk zijn in aantal (en grootte?) aan het gedeelte over het heiligdom. Met als hart dus de Tien Woorden.
Zowel de Uittocht als de bouw van het Misjkan krijgen vanuit de Tien Woorden hun betekenis en staan daarmee in voortdurende verbinding. De bevrijding uit Egypte zelf wordt al door de tekst van de Tora met de toekomstige Openbaring verbonden.
“En nu, zie, het geschreeuw van de Israëlieten is tot Mij doorgedrongen (gekomen); ook heb Ik de zwaarte gezien waarmee de Egyptenaren hen verdrukken. Nu dan, ga, Ik stuur je naar de Farao, om mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte te voeren. En Mosjé zei tot God: Wie ben ik, dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?! En Hij zei: Maar Ik ben bij je! En dit zal je tot teken zijn, dat Ik je gezonden heb: wanneer jij het volk uit Egypte hebt geleid, zullen jullie God dienen op/bij deze berg” (Sjemot 3:9-12).
Het dienen op de berg (al hahar) moet volgens de rabbijnen vooral als 'bij de berg' worden begrepen, waar Jisraeel bij de Openbaring van God de Tien Woorden en de rest van de Tora zal ontvangen. Tevens verwijst het naar de twaalf opgerichte stenen en het altaar dat Mosjé daar zal oprichten voor de dierenoffers als bezegeling van het Verbond (Sjemot 24). De vrijheid van de Uittocht krijgt pas bij de berg Sinaï een extra dimensie, zoals we onder andere lezen in een Misjna in Pirké Avot: "'En de (stenen) tafelen waren het werk van God en het schrift was Goddelijk schrift – ingegrift (charoet) op de tafelen’ (Sjemot 22:16). Lees niet 'ingegrift' – 'charoet' – maar 'cheroet', vrijheid! Want er is geen vrijheid anders dan van/voor de mens die intensief met de Tora bezig is …" (Pirké Avot 6:2).
Maar ook de bouw van het Misjkan wordt met de Tien Woorden verbonden, namelijk de sjabbat. Na de hoofdstukken waarin de bouw van het heiligdom, de voorwerpen, de priesterkleding en overige rituele benodigdheden (zalfolie en wierook) worden beschreven, vinden we de vermaning om de sjabbat te houden: "En jij, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sjabbatdagen moeten jullie in acht nemen /houden, want dat is een (verbonds)teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat jullie weten, dat Ik de Eeuwige ben, die u heeft geheiligd" (31:13). Met daarna de bekende verzen die ook in de kidoesj op sjabbatochtend worden gezegd: "En de Israëlieten zullen de sjabbat houden, door de sjabbat te vieren ('maken') in elke generatie tot een eeuwig verbond. Tussen Mij en de Israëlieten is dit een (verbonds)teken voor altijd, want in zes dagen heeft de Eeuwige de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust en op adem gekomen." (31:16-17). Sjabbat als teken van en verwijzing naar de schepping wordt precies zo neergelegd in de versie van de Tien Woorden in Sjemot 20. En de vermaning om de sjabbat te houden in de context van de bouw van het heiligdom wordt nog eens herhaald in 35:2.
Wat is die verbinding tussen de bouw van de Tempel en de sjabbat? Volgens de rabbijnen dient dit als boodschap dat men niet aan het heiligdom mag werken op de sjabbat. Het uitvoeren van een gezamenlijk en collectief bouwproject is belangrijk, maar de sjabbat is nóg belangrijker, omdat zij naar Gods schepping verwijst – de bron van de materiële wereld zelf waaruit het heiligdom is opgebouwd. Er zit ook een subtiele boodschap in dat men niet alles moet en mag opofferen voor het heiligdom. De rabbijnen leren hieruit wat de definitie is van werk dat verboden is op sjabbat – de werkzaamheden die voor de bouw van de Tempel nodig waren, zijn verboden op de sjabbat, de Tempel in de tijd volgens Heschel.
Maar er zit ook een sociale dimensie aan – want sjabbat is ook een verwijzing naar de Uittocht uit Egypte en de bevrijding uit slavernij in socio-economische zin (zie de tweede versie van de Tien Woorden in Dewariem 5). Bouwprojecten – zelfs sacrale – kunnen een uitdrukking worden van de hiërarchische verhoudingen in de samenleving en de socio-economische ongelijkheid tussen groepen mensen. Zo kan het bouwproject de eer en glorie van de machthebbers dienen terwijl het volk wordt uitgebuit en geëxploiteerd – hernieuwde slavernij en een toren van Babel en geen Tempel. Elders zullen de rabbijnen overigens ook zeggen dat men de jonge kinderen niet onderbreekt in hun studie voor de herbouw van de Tempel. Niet alles en alles moet ondergeschikt zijn aan het bouwproject van de Tempel of hiervoor worden opgeofferd, zoals sommige ideologieën willen …
Daarom benadrukken de rabbijnen dat de sjabbat belangrijker is dan de tempelbouw. En dat gelijkheid een belangrijke waarde is die tot uitdrukking moet komen bij die bouw: door het geven van een halve sjekel door iedereen en doordat iedereen zijn beste kwaliteiten in dienst kan stellen van het heiligdom. Mosjé en Aharon (en hun directe familie) dragen bewust relatief weinig bij aan de fysieke bouw van de Tempel en het hele proces – zij mogen vooral bij de inwijding van het heiligdom schitteren. En Mosjé heeft uiteraard de verantwoordelijkheid dat alles wordt gebouwd naar de hemelse bouwplannen zoals aan hem getoond op de berg Sinaï. Maar de bouwmeesters komen uit zowel de belangrijkste stam – Judah – als die met de minste aanzien – Dan (kind van de bijvrouw van Jakov). Zowel Betsalel als Oholiav bouwen immers de Tempel, samen als hoofdbouwers en ontwerpers, bijgestaan door het team van overige bouwers en uitvoerders.
Sjabbat sjalom!