Terugblik

Leo Frijda

vrijdag 2 januari 2015

Tot mijn goede voornemens voor 2015 behoort het weer met een zekere regelmaat columns gaan schrijven over Joodse literatuur. Voor Crescas natuurlijk. Dat moet toch lukken nu mijn boek over Kafka klaar is en over enige tijd zal verschijnen onder de titel Op het balkon van de elektrische tram. Die titel is uit een kort verhaal van Kafka, De passagier.

Deze eerste column benut ik om op een aantal boeken te wijzen, vorig jaar verschenen van of over schrijvers die eerder in deze columns zijn behandeld. Om te beginnen Kafka, Die frühen Jahre, van Reiner Stach. Daarmee heeft Stach zijn magistrale driedelige biografie voltooid. Op de omslag heeft de uitgever, S. Fischer Verlag, een citaat van Imre Kertész afgedrukt. ‘Das Beste, was in diesem Genre hervorgebracht werden kann. Selbst ein Roman.’ En zo is het.

Ook over Stefan Zweig is een nieuwe biografie verschenen. George Prochnik schreef The Impossible Exile, Stefan Zweig at the End of the World. Deze biografie, uitgegeven door Other Press, beslaat de laatste jaren van Zweig, de naar het andere eind van de wereld verdreven Europeaan. ‘We are just ghosts - or memories’, moet hij hebben gezegd, zo lees ik bij Prochnik. Zweig: ‘We shall be homeless in all countries. We have no present and no future.’ De wereld van Zweig was ‘de wereld van gisteren.’ In Petropolis, een kleine plaats in de bergen bij Rio de Janeiro, zal Zweig in 1942, als hij zijn ‘herinneringen van een Europeaan’ heeft voltooid, samen met zijn echtgenote Lotte Altmann zelfmoord plegen.

Bij Prochnik las ik ook dat in het huis in Petropolis, aan de Rua Gonzalves Dias, nu een klein museum is gevestigd ‘commemorating stories of exiles who made their way to Brazil between 1933 and 1945’. Naast dit museum heeft Zweig ook van Prochnik een indringende ‘commemorating story’ gekregen. Toch miste ik iets in zijn boek. Zo schrijft Prochnik: ‘A rabbi who’d been granted a special dispensation delivered the funeral benediction in the town’s Catholic cemetery, in which the Zweigs were buried.’ Over de Joodse kant van Zweig deelt Prochnik weinig mee en dat geldt ook voor de relatie tussen Zweig en rabbijn Lemle, want hij was het die de begrafenisceremonie leidde. Over die Joodse kant vertelde ik het een en ander in de lezing die ik voor Crescas hield onder de titel Stefan Zweig en Joseph Roth, twee vrienden. De samenvatting van die lezing is op de website van Crescas te bekijken.

Over Joseph Roth is in het herdenkingsjaar 2014 bij Uitgeverij Prominent een aardig boekje verschenen, Parade van gebeenten, Gedichten & reportages over de eerste Wereldoorlog. Stefaan en Anke van den Bremt vertaalden de gedichten en Niels Bokhove de reportages. Als dichter is Roth vrijwel onbekend en dat is niet onbegrijpelijk, want, zoals Van Bokhove schrijft, het zijn geen gedichten ‘van wereldklasse’. Toch vindt de liefhebber ook in de gedichten Roth terug, vooral ‘roter Roth’ zoals hij in die jaren nog werd genoemd. De weerzin tegen de oorlog en zijn gevolgen is het centrale thema van de gedichten.

Roth’s heimwee naar de tijd van vóór de Eerste Wereldoorlog, de tijd van Franz Joseph, is prachtig verwoord in zijn reportage In der Kapuzinergruft. Franz Joseph, ‘mijn oude keizer’ schrijft Roth, is overleden 21 november 1916 en 30 november bijgezet in de keizerlijke grafkelder in Wenen. Roth, in de woorden van zijn biograaf Von Sternburg, ‘erweckt in diesem Artikel den Eindruck, er sei am 30 November dabei gewesen’:

Toen men hem begroef, de Keizer Franz Joseph, stond ik, een der talloze soldaten van zijn leger, een naamloos lid van de erehaag die wij toen vormden, vlak voor de Kapuzinergruft om zijn verheven lijk te begroeten.

Roth stond daar, bewegingsloos in de ‘geeft acht’-houding:

Maar mijn hart was bedroefd, en mijn ogen, volgens bevel en militair op de begrafenisstoet gericht, vulden zich met tranen, zodat ik wel keek maar helemaal niets zag. – Om wie weende ik toen? – Zeker om Keizer Franz Joseph: maar ook om mij zelf, mijn eigen kindertijd, mijn jeugd.

We vervolgen onze terugblik op vorig jaar verschenen boeken met het verhaal van Maxim Biller De verloren brief aan Thomas Mann, uitgegeven door Cossee en vertaald door Marcel Misset. De oorspronkelijke titel luidde Im Kopf von Bruno Schulz. De oorspronkelijke titel is beter omdat Biller verhaalt wat er in Schulz omgaat als hij de brief aan Thomas Mann schrijft. Ook anderen hebben al geconstateerd dat voor de verwijzing naar Thomas Mann zal zijn gekozen omdat de Nederlandse lezer deze schrijver beter kent dan Bruno Schulz. Ter introductie van Schulz is achterin het boekje een naschrift opgenomen en gelukkig staat op de omslag en in het boekje zelf een aantal tekeningen van Schulz.

Enige kennis van het werk en het leven van Schulz helpt bij het lezen van het boekje van Biller. Ook is enige kennis van het werk van Georges Perec nuttig alvorens zijn door de Arbeiderspers in de vertaling van Edu Borger uitgegeven eerste roman De condottiere te gaan lezen. Volgens de omslag is dit de eerste, voltooide roman van Perec, ‘in 1960 door Gallimard geweigerd en sindsdien in manuscriptvorm alleen bij ingewijden bekend.’

Zo’n ingewijde moet dan Manet van Montfrans zijn die al in 2003 een boekje over Perec schreef, Georges Perec, een gebruiksaanwijzing. In 2003 kent zij de inhoud van De condottiere al. Deze roman, schrijft Van Montfrans, ‘vertelt het verhaal van een meestervervalser (net als in andere boeken van Perec), een Gaspard Winckler, die er niet in slaagt een authentieke Antonella da Messina te vervaardigen en uit pure frustratie zijn opdrachtgever om het leven brengt.’

Van Montfrans:

De titel verwijst naar Perecs favoriete schilderij, het ‘ongelooflijk energieke portret van een man uit de Renaissance’ van Antonella da Messina, dat tot de vaste collectie van het Louvre behoort. Perecs bewondering geldt de uitdrukking van zelfverzekerdheid waarmee de legeraanvoerder de wereld inkijkt. Het kleine litteken dat deze op zijn bovenlip draagt noodt tot verdere identificatie: zelf heeft Perec een soortgelijk litteken, het restant van een verwonding in zijn kindertijd. Voor zijn alter ego in Le Condottiere, Gaspard Winckler, is deze identificatie echter niet weggelegd. Het thema van de kopie en de vervalsing dat in dit jeugdwerk al zo pregnant vorm krijgt, zal als een rode draad door Perecs hele werk lopen.

Als laatste van deze potpourri Een klein leven, Korte verhalen en essays van Vasili Grossman, uitgegeven door Balans en vertaald door Froukje Slofstra. Een klein leven plaats ik naast Kafka, Die frühen Jahre, van Reiner Stach op mijn persoonlijke lijstje van beste boeken uit 2014.

Over de magistrale roman van Grossman, Leven & Lot, schreef ik één van mijn eerste columns. In samenhang daarmee wees ik op de brieven die Grossman in 1950 en in 1961 aan zijn in Berditsjev omgebrachte moeder heeft gericht. De brief uit 1950 begint zo: ’In de winter van 1944 hoorde ik van je dood. Ik kwam aan in Berditsjev, ik ging het huis binnen waar je woonde en waaruit tante Anjoeta, oom David en Natasja waren vertrokken, en ik begreep dat je niet langer in leven was.’

Beide brieven zijn nu opgenomen in Een klein leven, samen met een aantal essays en verhalen, onder andere over De oorlog en de Jodenvervolging. Steeds met verhelderende inleidingen van de hand van Robert Chandler. Grossman is een ooggetuige. Hij rapporteerde over wat hij zag, in Berditsjev, in Treblinka. Maar hij vergat ook de mensen niet, zoals De oude onderwijzer, die anders dan de plaatselijke dokter geen einde aan zijn leven wil maken als de Joden zich moeten verzamelen op het grote plein van het stadje. ‘Hij had zijn hele leven tussen deze mensen geleefd, hij moest ook zijn bittere laatste uur met hen doorbrengen.’ Grossman is ongetwijfeld één van onze belangrijkste schrijvers.


Vasili Grossman

7 + 4 = ?
Geachte Heer Frijda, Ik heb net 'Een klein leven' van Grossman gelezen. De geselecteerde verhalen en de essays zijn indrukwekkend. Deze auteur mag inderdaad tot de reuzen van de 20ste-eeuwse Russische literatuur worden gerekend (samen met Platonov, Babel, etc.). Hartelijk dank voor deze tip. Hoogachtend, Luc De Cloedt

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.