De afgelopen maanden kwamen op het Journaal al heel wat keren de eerste regels van het Oekraïense volkslied in Nederlandse vertaling voorbij. In zijn geheel luidt de tekst als volgt.
Nog is Oekraïnes glorie niet vergaan, noch zijn vrijheid
Nog zal het lot ons, jonge broeders, toelachen
Verdwijnen zullen onze vijanden
Als dauw in de zon
En ook wij, broeders, zullen heersen in ons eigen land
Onze ziel en ons lichaam
Zullen wij geven voor onze vrijheid
En wij zullen tonen dat wij, broeders,
Van het geslacht der Kozakken zijn.
De manier waarop het Journaal deze en andere Oekraïense patriottische teksten toont, is aandachtig en ernstig, er is geen zweem van ironie of verbazing te bekennen.
Dat vind ik best opmerkelijk. We hadden het hier in het vreedzame West-Europa zo’n beetje afgeleerd om volksliederen te associëren met existentiële kwesties, alleen in Joodse context voelde ik bij het klinken van het ‘Hatikwa’ de geladenheid ervan voor wie het zong of hoorde. Het ‘Wilhelmus’, de ‘Marseillaise’ of ‘Fratelli d’Italia’ worden toch vooral geassocieerd met voetbalwedstrijden.
Een vergelijkbare omslag doet zich voor in de presentatie op tv van militaire confrontaties. Ik kan me van de laatste decennia geen verslagen herinneren die zo uitgebreid ingaan op de tactieken van de strijdende partijen, de geografische omstandigheden en de soorten gebruikte wapens als nu het geval is bij de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Daar wordt op gedetailleerde wijze over verteld door defensiedeskundige Bob Deen en oud-Commandant der Landstrijdkrachten Mart de Kruif en soms klinkt er nauw verholen sympathie in door voor de verrichtingen van Oekraïne.
Triomfantelijke liederen, krijgshaftige taal, betrokkenheid bij een van de strijdende partijen: dat hebben we decennia niet gehad, ze lijken weer salonfähig te zijn. Het kan verkeren.