Er zijn presentaties van de filosoof Levinas die hem op zo’n manier weergeven dat de essentie van zijn boodschap verloren gaat. Dat gebeurt gemakkelijk, omdat het om een subtiel maar weerbarstig punt gaat dat onwennig aanvoelt. Waar we getraind zijn in het denken vanuit het ik – ook als het gaat om empathie of de ander of compassie – draait hij iedere keer de denkrichting om: het start niet bij ons en onze goede bedoelingen; we worden overvallen, het initiatief ligt bij de ander. We kunnen dus helemaal niks doen, en dat is verwarrend.
Op het risico af dat ik wordt beschuldigd van het ‘narcisme van het kleine verschil’ wil ik ter illustratie een paar van die verwijzingen naar Levinas die net langs de kern scheren, nader presenteren. Een eerste voorbeeld komt uit een lezing over menselijk lijden. Daarin opperde de spreker dat lijden mede voortkomt uit een verhoogd individueel zelfbewustzijn dat pijnprikkels kan accentueren. De spreker stelde dat een situatie van in andere richting gekanaliseerd bewustzijn – of iets anders dan bewustzijn – daarvoor tegenwicht kon bieden, bijvoorbeeld middels poëzie of aandacht voor andere mensen. Hij benoemde dat als “het vermijden van bewustzijn”, en vroeg mij of dat ook niet levinassiaans gedacht was. Ik snapte wat de spreker bedoelde, want Levinas heeft het over de verlossing, zeker via de ander, uit een overmaat van zelfbewustzijn, en benoemt dat als een bevrijding. Maar ik aarzelde en dat had te maken met het werkwoord ‘vermijden’, dat de spreker gebruikte. Dat klinkt te actief, als een initiatief van – opnieuw – het ik. Terwijl voor Levinas wezenlijk is dat het je overkómt; je wordt verrast door de ander, en dáárdoor wijkt het (zelf)bewustzijn.
Een ander voorbeeld vind ik in een interview met Annemarie Mol. Zij beschrijft de aandacht voor de ander als volgt: “Levinas neemt herkenning van hetzelfde – ik zie mezelf in de ander – als voorwaarde voor respect voor die ander.” Opnieuw snap ik wat de spreker bedoelt, namelijk dat empathie en respect voor de andere mens bij Levinas veel nadruk krijgen. Maar de voorgestelde denkrichting is weer egologisch: ik ken mezelf, en omdat ik de ander waarneem als een heruitgave van mezelf kan ik respect opbrengen voor de ander. Het initiatief en het referentiepunt worden gevormd door het ik, en dat is precies waar Levinas vanaf wil: hij wil het omdraaien. Niks door mezelf opgebracht respect, ik word overvállen.
Zelfs Martin Buber, toch bij uitstek een Joodse, dialogische denker, laat het, in de ogen van Levinas, op dit punt soms afweten. Dat bracht Levinas bijvoorbeeld naar voren op een bijeenkomst in 1975 aan de Universiteit van Leiden, waar hij werd gevraagd commentaar te geven op de weergave in de Bijbelvertaling door Buber en Rosenzweig van vers 19, 18 van het boek Leviticus. Dat vers wordt gebruikelijk vertaald met “Heb je naaste lief als jezelf”, maar door Buber en Rosenzweig als “Heb je naaste lief, hij is zoals jij.” Een fundamentele gelijkheid tussen mij en de ander zou in die vertaling dus de brug slaan. Levinas wierp tegen: “Wat betekent ‘als jezelf?’ Buber en Rosenzweig waren hier in de war. De Bijbel belijdt de prioriteit van de ander in relatie tot mij. De andere komt altijd op de eerste plaats. Dit is wat ik de dissymmetrie van de interpersoonlijke relatie heb genoemd.” De visie van Buber gaat uit van een verwantschap, die ik van binnenuit kan activeren. De visie van Levinas gaat uit van een verschil, de ander overvalt me als het ware van buitenaf.
Dit is geen klein verschil; dit is een complete omkering van de denkrichting.