Bijna achteloos gooide Johan Remkes er dit zinnetje tussendoor tijdens zijn interview met NRC: “Ik zou het wel legitiem vinden als afgesproken zou worden om in Europees verband te bekijken hoe het VN-Vluchtelingenverdrag bij de tijd kan worden gebracht.” Hij zegt er wel bij dat je met internationale verdragen zorgvuldig moet omspringen en nu geen verdragsafspraken moet schenden. Maar toch, tussen neus en lippen door roert hij een explosief thema aan.
Misschien is deze soepelheid de manier geweest waarop hij eerder notoir vastzittende zaken zoals bestuurlijke vernieuwing en het stikstofdossier enigszins heeft kunnen vlottrekken. Hij speelt het klaar om quasi nonchalant een kernthema ter sprake brengen en ter discussie te stellen.
Want een kernthema ís het wel, de verzameling van verdragen over mensenrechten en vluchtelingen van rond 1950. Tot stand gekomen na en onder invloed van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en de Sjoa vormen zij een fundament van de naoorlogse door het Westen geleide orde. Maar ze dragen ook de sporen van die tijd, in die zin dat de ‘universaliteit’ in de praktijk beperkt was tot wie zich in de westerse wereld bevond. De afstanden tot de uitgestrekte, in armoede gedrenkte delen van de wereld waren simpelweg te groot, de communicatiemiddelen te ontoereikend en de machtsverhoudingen te scheef om de universaliteit echt universeel te maken. Het aan iedereen toekennen van allerlei rechten was nog redelijk risicoloos.
Dat is veranderd. In tal van wereldstreken mag de armoede dan nog steeds schrijnend zijn, mobieltjes zijn er meestal wel en daarmee mogelijkheden voor de bevolking om meer te weten van andere delen van de wereld en andermans rijkdom. De mogelijkheden om te reizen zijn bovendien onvergelijkbaar veel groter dan 75 jaar geleden, dus universaliteit van (gelijke) rechten krijgt serieuze praktische consequenties. Veel meer mensen kloppen aan bij onze grenzen, en eisen hun rechten op. Kunnen en willen wij daarvoor onze grenzen écht open zetten? Het leidt tot hypocriet gedrag: in theorie aan iedereen dezelfde rechten toekennen, maar in de praktijk asielzoekers terugduwen. Dus er moet wel wat gebeuren met die verdragen, denk ik, want dit was niet de bedoeling. Maar hoe dan? Kun je rechten ook zien als niet-universeel? Moet je dan spreken over relatieve rechten? Het is duidelijk, uiterste zorgvuldigheid is hier vereist, en dan klinkt Remkes wel erg tussen neus en lippen door. Maar misschien kon hij daardoor al die klussen klaren.