Naar aanleiding van het overlijden van paus Benedictus schreef journalist Sjoerd de Jong over een onverwachts eigentijdse trek van die paus. Namelijk zijn heimwee naar het ongebroken katholicisme van vóór de Reformatie. Niet dat dat nu ineens zo’n hype is, maar De Jong wees op een kenmerk van dat heimwee die wél een eigentijdse variant kent: het verlangen naar een collectieve harmonie van hoofd en hart, waar de Reformatie en de Verlichting met hun nadruk op individuele gewetenskwesties een einde aan hadden gemaakt.
Dat holistische heimwee van Benedictus, zegt de Jong, is eigenlijk heel actueel, want de “hang naar holisme is inmiddels confetti op elk cultuurkritisch feestje.” En dat niet alleen op de cultureel conservatieve rechterflank, maar “ook in het midden is het zoeken naar nieuwe gemeenschapszin en ‘verbinding’ pasmunt geworden. In meer progressieve kring vliegt ubuntu je om de oren, of inheemse wijsheden over de verbondenheid van alles met, nou ja alles.”
Inderdaad is er veel aandacht voor de Afrikaanse ubuntufilosofie, waarvan een kerngedachte is dat ieder mens onlosmakelijk is verbonden met andere mensen. Westerlingen zeggen: ik denk dus ik ben. Afrikanen zeggen: ik ben mens omdat ik meedoe en deel. Daaruit volgt de aansporing om conflicten op te lossen door sociale harmonie, voortdurend overleg en dialoog. Publicist Babah Tarawally noemt ubuntu “the biggest gift to the world.”
Het aantal voorbeelden van deze hang naar meer gemeenschap is moeiteloos uit te breiden. Dichter bij huis zijn er bijvoorbeeld de aansporingen tot het creëren van meer verbinding van psychiater Jim van Os. Hij sprak over verbinding, die “lijkt veelal weggevallen in de samenleving: het gemeenschappelijke perspectief. Je zou kunnen zeggen dat een belangrijke kernvraag voor onze tijd is: hoe verbonden voel jij je met de samenleving?”
En Dirk de Wachter, toevallig of niet ook een psychiater, vertelt dat zijn werk erin bestaat om verbinding te maken. Dat is hard nodig nu oude rituelen die daarvoor altijd een bodem boden zijn weggevallen. “Als we daar niet opnieuw aandacht aan geven, dreigen we te verkruimelen tot een maatschappij waar iedereen zich in zijn eigen studio terugtrekt met een diepvriesmaaltijd en een Netflix-account.” Verder is er de site NieuwWij, waarvan alleen de naam al een statement is: ‘wij’ moeten elkaar opnieuw vinden.
De vraag die ik hierbij heb, is: doen we er goed aan om argeloos al het wij-denken en hunkeren naar gemeenschappelijkheid te omarmen? De aantrekkingskracht ervan is me goed bekend en heel begrijpelijk: we leven in een fragmentariserende samenleving waar van oudsher bekende verbanden langzamerhand uit elkaar vallen. Dat kan eng aanvoelen. Maar wat bedoelen we precies met het alternatief van verbinding en gemeenschap? En moeten we er misschien ook voorzichtig mee zijn?
Dat laatste is stellig de opvatting van mijn huisfilosoof Levinas. Levinas ziet in de westerse culturele traditie een gevaarlijke neiging om het werkelijk persoonlijke ondergeschikt te maken aan een gemeenschappelijk iets, en dat iets is dan vooral de ene, door iedereen erkende waarheid. Levinas: “Sinds Plato is het ideaal van het sociale steeds weer gezocht in een ideaal van eenwording. Men denkt dat het subject, in zijn verhouding tot de ander, geneigd is zich met hem te identificeren, volledig opgaand in een collectieve voorstelling, in een gemeenschappelijk ideaal. Dit is de collectiviteit die ‘wij’ zegt, die, gekeerd naar de intelligibele zon, naar de waarheid, de ander naast zich voelt en niet in de ogen kijkt.”
Levinas trekt wat dat betreft één rechte lijn vanaf Plato via Hegel naar Hitler en Stalin en andere totalitaire ideologen. Daarbij doet hij met nadruk ook Heidegger aan, die de op het oog zo knuffelbare termen Mitsein en Miteinandersein muntte en daarmee aan die gevaarlijke nadruk op collectieve waarheid zijn eigen bijdrage leverde. Levinas: “Ook het Miteinandersein blijft fungeren als de collectiviteit van het mit, en het openbaart zich in zijn authentieke vorm rond de waarheid. Het is collectiviteit rond iets gemeenschappelijks.” Door een teveel aan wij-denken heeft het nationalisme in de twintigste eeuw zo’n vernietigende vlucht kunnen nemen, en Heidegger stond daarbij niet alleen maar aan de zijlijn.
Opmerkelijk genoeg ziet Tarawally het precies omgekeerd: “Het gemeenschappelijke en hogere belang boven het individuele belang, is iets wat de mensheid nodig heeft. Tot nu toe heeft het Westen daarin gefaald.” Daarom spreekt ubuntu hem juist aan, want zorgen voor elkaar is daarin een kernbegrip. “Nu is dat in het Westen uitbesteed aan de overheid, instituten en verzekeringen. Dat is volgens mij de reden waarom het individu afstand neemt van het collectief.”
Ik denk dat beide visies, die van Levinas en Tarawally, beide bestaansrecht hebben. Levinas duidt op een heel specifiek cultuuraspect waar in het Westen de collectiviteitsdwang aan gebonden is: het aspect van kennis verwerven en waarheid zoeken. Dáár toonde zich van vroegs af aan een sterke, zo niet destructieve hang naar eenheid, en afwijzing van dissidente meningen. Maar gemeenschappelijkheid op zichzelf hoéft die op waarheid gerichte unificerende trek helemaal niet te hebben. In die zin kan Tarawally groot gelijk hebben als hij een lans breekt voor de gemeenschappelijkheid van ubuntu.
Het liefste sluit ik me in dit koor van stemmen aan bij auteurs van een paar recente artikelen die een middenpositie innemen. Zij pleiten voor tussenvormen die open staan voor zowel een eigen identiteit als voor de rest van de wereld. Allereerst is er opnieuw Babah Tarawally, die in zijn recente boek De getemde man een veelzeggende hoofdstuktitel heeft opgenomen: ‘Tussen wij en ik’. Daarnaast vertelt hij over zichzelf: “In den beginne was er mijn achternaam, mijn stam, mijn geloof, mijn geboorteland, Afrika, de wereld en het universum. Dus ik ben eerst mijn achternaam, dan komt mijn voornaam. Ik ben geplukt uit de Mandingo stam, geboren in Sierra Leone en gedoopt tot de Islam. Ik ben nu zoveel meer. Wat kan ik nog meer zijn? En wat wil ik niet meer zijn?”
Verder is er Yuval Harari, die als Joodse Israëli pleit voor het relativeren van je eigen identiteit, ook al is die bijvoorbeeld in zijn geval ijzersterk. Hij meent dat wie zijn identiteit tot één menselijke groep beperkt, voorbijgaat aan al het andere in de wereld. “Dan laat ik in mijn identiteit weinig ruimte voor voetbal en chocola, voor Aramees en Tolstoj, en zelfs voor romantiek”, want die hebben aantoonbaar een oorsprong van buiten het jodendom. “Tolstoj is niet het exclusieve eigendom van de Russen, elk mens is erfgenaam van de gehele menselijke schepping.” Wat er overblijft als je dat buiten beschouwing laat “is een beperkt stamverhaal, dat misschien wel als scherp wapen dient in de strijd van de identiteitspolitiek, maar dat ook een hoge prijs heeft. Zolang ik aan dat beperkte verhaal vasthoud, kom ik nooit de waarheid over mezelf te weten.”
Een andere stem uit het midden is Youssef Azghari, auteur van het recent verschenen Boom, vaas, vis. Hij pleit voor “ruimte voor uiteenlopende geluiden. Je zou dat een beetje democratisch kunnen noemen. Ik ben voor iets tussen cultureel isolement en assimilatie in, namelijk voor sterk in je schoenen staan”, en hij wijst erop dat daar een andere omgang met waarheid voor nodig is dan we in het Westen gewend zijn: “Een waarheid is er wel, maar die ene weg ernaartoe bestaat inderdaad niet.” Net als Harari relativeert hij om die reden zijn eigen religieuze traditie, in zijn geval de islam. Voor een ideale samenleving is “de Islam niet per se nodig”, bovendien is er historisch sprake van zoveel kruisbestuiving dat een eenduidige identiteit voor religies eigenlijk niet bestaat. Als voorbeeld geeft hij de herkomst van het Marokkaanse liedje ‘Wayaralabuya’, dat volgens zijn oom komt van het Hebreeuwse hallelujah. Maar voor het toelaten van dat soort verbindingen “heb je een open blik nodig, en kennis van je eigen geschiedenis.” En je moet vooral loskomen van gelijkhebberigheid: “Ga er stevig in door verschillen te bespreken, maar houd de connectie in het oog. Zonder ruimte voor verschillen krijg je geen nieuwe kennis of inzichten. Durf dus anders tegen kwesties aan te kijken, prikkel elkaar om na te denken. Maar druk op jouw positie niet meteen het etiket ‘laatste waarheid’.”
Dat laatste advies was aan paus Benedictus waarschijnlijk niet besteed. Daarvoor stond hij te stevig in de specifiek westerse waarheidstraditie.