Onlangs heb ik een interessante cursus gevolgd over Maimonides, waarin zijn leven, zijn daden en nagelaten werken de revue passeerden. Als je dat op je in laat werken, dan kun je niet anders dan weer onder de indruk raken van deze gigant.
Wel blijf ik met een serieuze vraag zitten, met name naar aanleiding van het boek De Gids der Verdoolden van Maimonides. De cursusleider, Yoram Stein, vertelde dat de rabbijn/filosoof dat boek schreef voor de verlichte Joodse geesten van zijn tijd die in aanraking waren gekomen met het rationalisme van Aristoteles. Maimonides wilde laten zien dat diezelfde Griekse wijsheid ook in het jodendom te vinden was, zodat de Joodse intellectuele elite niet daarbuiten hoefde te gaan zoeken, en in zijn ogen verdoold zou raken.
Alleen, dat Joodse equivalent van Griekse wijsheid mocht alleen voor ingewijden beschikbaar zijn en moest geheim blijven voor gewone mensen omdat die te dom zouden zijn om de leer te begrijpen. De ingewijde elite kon er vervolgens voor zorgen dat de niet-ingewijden de stukjes geheime leer kregen toegediend waar ze op dat moment, volgens het oordeel van de elite, aan toe waren.
Dit gegeven van een geheime leer voor ingewijden met een bijbehorende maatschappelijke hiërarchie treft mij als ingaande tegen de streefrichting van de rabbijnen vanaf het begin van de jaartelling. In de rabbijnse geschriften meen ik pleidooien te horen voor studie van Tora als iets waaraan liefst zo veel mogelijk mensen zouden moeten kunnen deelnemen, hun leven lang. “Ga en leer” sprak Hillel, en daarmee richtte hij zich niet speciaal tot de slimmeren, en wat ze moesten leren had niets geheims, behoorde integendeel tot de Openbaring.
Dat wil niet zeggen dat in de Joodse traditie uitsluiting niet aan de orde is geweest. Er waren in diverse tijden op diverse plaatsen aristocratieën van rabbijnengeslachten die leidende functies onder elkaar verdeelden en geen buitenstaanders toelieten. Maar – en dat is mijn punt – die praktijk werd niet ondersteund door een ideologie die bij voorbaat bepaalde kennis beperkt wil houden tot een groep van ingewijden.
Het is wat mij betreft dan ook heel logisch en begrijpelijk dat er interne Joodse oppositie kwam tegen Maimonides. Die leidde tot de zogenaamde ‘Maimonidiaanse controversen’ die vanaf de 12e tot de 16e eeuw regelmatig opflakkerden. Onder andere de filosoof Chasdai Crescas roerde zich als opposant van Maimonides.
Voor hem en andere opposanten stond er in de controversen iets op het spel, en wel het volgende. Door zijn gretige omarming van de universaliserende rede verlaat Maimonides volgens hen het soort rationaliteit dat Tenach en Talmoed hanteren. Die laatste is een rationaliteit die ruimte laat voor pluraliteit van verschillende logica’s, voor ongerijmdheden en voor de tragiek van botsende logica’s die niettemin stuk voor stuk te rechtvaardigen zijn.
Dat spreekt mij aan. Een gevaar is dat je met die gedachte in romantisch vaarwater terecht zou kunnen komen, in de trant van: er is méér dan rede, namelijk gevoel. Zo is de oppositie van Crescas tegen Maimonides wel uitgelegd, maar daar doel ik niet op. Ik zoek, op het vlak van de rationaliteit, naar een benadering die juist in de omgang met de rede, of redes, meer Joods te noemen is dan die van Maimonides.
Ik denk dat die bij Levinas te vinden is omdat hij, zonder romantisch te worden, voor al het denken een ‘particuliere politieke gemeenschap vooronderstelt’. Die laatste bewoordingen zijn van de filosoof Dennis Baert. En als u zegt ‘dat snap ik niet’, dan val ik u bij. Maar die woorden wijzen in ieder geval op iets anders dan wat universeel geldig is. Het is vooral mijn intuïtie die zegt dat dit iets met het voorafgaande te maken heeft. Maar daar ga ik verder op studeren.