Debat over antisemitisme zwelt zeker aan

Harry van den Bergh z”l

vrijdag 21 december 2018

Het is veilig te stellen dat in de afgelopen jaren in elk geval het gesprek – wellicht beter: het debat – over het antisemitisme is aangezwollen. Ik weet niet of om een of andere reden het debat zélf steviger is geworden, of dat het in elk geval een uiting is van het gevoel – in Europa in het bijzonder – dat het antisemitisme inderdaad is toegenomen en een bedreiging zou kunnen zijn. Ik druk mij heel voorzichtig uit, omdat er voor mij een duidelijk verschil bestaat tussen een gevoel van toegenomen dreiging enerzijds en anderzijds de vraag of uit de feiten zou blijken dat het antisemitisme is toegenomen. Complicerende factor lijkt mij het waarschijnlijke feit dat in islamitische kringen anti-Joodse meningen zijn ontstaan vanwege ‘verwarring’ over het Palestijns-Israëlische conflict. Wat mij betreft komt het er op neer dat met enige voorzichtigheid, geborgd door de behoefte aan degelijk onderzoek naar het hedendaagse antisemitisme, oordelen kunnen worden gegeven over de staat van het hedendaagse antisemitisme.

Ik wil daarbij op voorhand toegeven dat mijn ervaring met antisemietische incidenten vrijwel nihil is. Ik heb vele jaren deelgenomen aan het publieke leven en heb over mijn achtergrond en sympathieën nooit enige twijfel laten bestaan. Ik heb mij laten leiden door trouw aan de staat Israël zonder dat ik, ook op deze plaats, een geheim heb gemaakt van mijn teleurstellingen over het beleid van achtereenvolgende Israëlische regeringen. Het bestaan van de staat Israël is wat mij betreft een levensvoorwaarde. Desondanks mag ik zeggen geen last te hebben gehad van antisemitisme, op een enkel incident na in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Ook in de gesprekken en vriendschappen met islamitische medeburgers ben ik zelden foute meningen tegengekomen, tenzij scherpe kritiek op het Israëlische regeringsbeleid ten opzichte van de Palestijnen als antisemitisch moet worden beschouwd. Zelfs als ik niet uitsluit dat ik soms heb zitten slapen, dan nog kan ik voor mijzelf alleen maar tot een zeer terughoudend oordeel komen met betrekking tot het al dan niet voorkomen van antisemitisme in Nederland.

Ik geef ruiterlijk toe dat anderen tot tegenovergestelde conclusies komen en erken dat die volstrekt serieus moeten worden genomen. Toch verbaas ik mij bijvoorbeeld over de uitlatingen van leidinggevende functionarissen van het American Jewish Committee, die zich geroepen voelen zich over Europees antisemitisme te uiten alsof er in dit deel van de wereld een soort van tsunami zou zijn van anti-Joodse uitingen (de vergelijking is geheel voor mijn rekening!). En als ik de uitlatingen moet geloven van Israëlische regeringsfunctionarissen, in het bijzonder die van de minister-president, dan staan de Joden in Europa aan de rand van de afgrond en moet men onmiddellijk de zionistische impulsen volgen en direct naar Israël vertrekken. Ik vrees dat deze dames en heren enig demografisch opportunisme niet vreemd is en dat zij Europese Joden met opzet de angst willen aanjagen om toch vooral het eigen land te verlaten. Nodeloos om te zeggen dat deze praktijk wat mij betreft niet aanvaardbaar is! Ook in publicaties van bijvoorbeeld het Begin-Sadat Centre lees ik dat Europa wordt gegijzeld door een tsunami van antisemitisme, waaruit de Europese Joden natuurlijk hun conclusies moeten trekken.

De lezer begrijpe mij goed: ik wil voorkomen dat het antisemitisme gebagatelliseerd wordt, maar ik zou mij ook verzetten tegen een klimaat waarin het antisemitisme veel groter wordt gemaakt dan wat vermoedelijk de werkelijkheid is. Die zou naar mijn mening zijn dat er zeker ernstige incidenten zijn geweest en nog zullen komen, maar ook dat feitelijk antisemitisme in Europa heel beperkt is en dat er geen gevaar is voor de vele, vaak florerende Joodse gemeenschappen. Het besef bij de niet-Joodse bevolking van de grootste catastrofe ooit, veroorzaakt door bruut antisemitisme, is nog altijd diep ingedaald in onze Europese samenlevingen en dat moet vooral zo blijven. De miljoenen bezoekers aan het Anne Frank Huis zijn het levende bewijs van dat besef.

Er is natuurlijk alle reden om ook scherp te blijven. Het linkse deel van de Tweede Kamer, waar traditioneel mijn sympathie ligt, heeft zich misdragen en politiek dom gedrag vertoond door tegen de Europese Verklaring tegen het antisemitisme te stemmen. Argument: de verklaring zou het onmogelijk maken de staat Israël te kritiseren. Ik heb de verklaring enkele malen zeer nauwkeurig gelezen en deze houding van links Nederland is klinkklare onzin, terwijl ik toch geloof dat ook deze Leden van de Staten-Generaal koosjere mensen zijn. Laten zij maar eens uitleggen waarom zij zo hebben gehandeld.

Er is nog een punt waar naar mijn smaak eens goed naar moet worden gekeken. Dat is de kwaliteit van het onderzoek dat wordt gedaan naar aard en omvang van het antisemitisme. Zo werden onlangs met veel media-aandacht de resultaten gepubliceerd van het Europese onderzoek dat de situatie in een aantal Europese landen onderzocht. Hoe moeilijk de definitievorming ook moge zijn en hoe lastig het ook is causaliteit aan te geven, ik heb toch de stellige overtuiging dat de kwaliteit van het onderzoek moet verbeteren. In het Europese onderzoek lees ik tal van waarnemingen waarbij oorzaak en gevolg allesbehalve duidelijk genoeg zijn. Ja zeker, de wetenschappelijke kwaliteit zou veel beter kunnen en het Nederlandse parlement zou daar eens op kunnen wijzen.

Dan nog dit: laat de Nederlandse regering een regeringscommissaris benoemen die systematisch de ontwikkelingen in Nederland met betrekking tot discriminatie volgt en daarover rapporteert. Dat leidt tenminste tot een scherper beeld wanneer wij allerlei veronderstellingen uiten over antisemitisme.

7 + 3 = ?

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.