Dat moet een mooie baan geweest zijn in de jaren ’50, deel uitmaken van de redactiestaf die bij uitgeverij J.M. Meulenhoff de twintig delen van de serie Meesters der vertelkunst vorm gaf. Een lange reeks verhalen van vele naties en talen werd daarin op de markt gebracht, waarvan de Meesters der Jiddische vertelkunst en de Meesters der Hebreeuwse vertelkunst hier het meest de aandacht trekken. (Hoewel, ook van de Meesters der Negervertelkunst kijken we tegenwoordig wel even op!)
De reeks verscheen eerst zonder aanduiding van het jaar van verschijnen en werd in de jaren ’60 als tweede druk in Meulenhoff-pocket formaat opnieuw uitgebracht. Mijn exclusieve aandacht gaat hier uit naar de Meesters der Hebreeuwse Vertelkunst, die werden bijeengebracht en vertaald door dr. J. Melkman (daarbij in drie gevallen bijgestaan door I.S. Herschberg), Amsterdam z.j.; 2de druk, Amsterdam 1965.
Ik neem hier ongegeneerd de hele lijst van schrijvers over zoals die op de achterflap van de tweede druk stond afgedrukt: Mendele Moicher Sforim, Jitsgak Leib Perets, David Frisjman, Gersjom Sjofman, Elijahoe Maidanek, Jitsgak Dov Berkowitz, Dewora Baron, Sjmoeël Joseph Agnon, Asjer Barasj, Chajiem Hazaz, Jitsgak Sjenhar, Jigal Mossinsohn, S. Jizhar, Jehoeda Amichai – met de onvermijdelijke stijgers en dalers een mooi lijstje literatuurgeschiedenis van de Hebreeuwse moderne klassieken. En ja, de lezers zien het goed: er staat maar één vrouw tussen de ‘meesters’: Dewora (Deborah) Baron (1887-1965). Haar personalia zijn bij de inleidende informatie (p. 12) uiterst kort gehouden: “Geboren in Wit-Rusland. Haar vader was rabbijn. In 1911 vestigde zij zich in Palestina. De achtergrond van haar verhalen is het ‘stadje’ [sjtetl] in Litouwen.” En daar gaat het hier verder ook niet om, want Wikipedia’s zijn er genoeg.
Het verhaal van Dwora Baron dat voor de Meesters der Hebreeuwse vertelkunst werd gekozen, is heel karakteristiek voor haar werk: ‘Scheiding’. (Hier moet de schoolmeester die dit schrijft even optreden. Is de Hebreeuwse titel van dit verhaal nou het meervoud keritot, ‘scheidingen’ (zoals Melkman schrijft), of keritoet, ‘scheiding’, een woord dat vooral wordt gebruikt in de combinatie sefer keritoet, ‘scheidingsacte’? Je komt ze beide tegen. Ik zou hier een heel simpele raad willen geven: het is mooi als je dat woord keritoet ook kent, maar als dat de bedoeling van de titel was geweest, zou in het Hebreeuws die oe-klank vaker expliciet zijn aangegeven – wat in een van de eerste regels van het verhaal, als de Bijbeltekst in kwestie wordt geciteerd, dan ook gebeurt. En misschien is de dubbelzinnigheid wel bewust! En nu de schoolmeester toch het woord heeft: wat een narigheid die voornaam van de schrijfster: Dvo-, Devo-, Dwo-, Dewo-, Debo-)
Maar ter zake: Het is niet heel toevallig dat Dwora Barons verhaal over echtscheiding gaat. De meeste van haar verhalen gaan over ‘vrouwenzaken’, hoe stereotiep dat ook klinkt. En eerlijk gezegd heb ik ‘Keritot’ altijd een naar verhaal gevonden. Het valt in twee delen uiteen. Het begint met de verdrietige waarneming dat het kan gebeuren dat de klad in een huwelijk komt, “onder invloed van zijn familie, of dat hij een ander vindt die mooier is dan zij, hoe ook, hij verandert. En als de specerij ontbreekt, die het bittere zoet maakt, wordt alles flauw en smakeloos.” De man wil scheiden en spant een zaak aan. De schrijfster, die de dochter van een rabbijn was, heeft een dergelijk drama vaak meegemaakt en ze vertelt van het ongemak en de narigheid die er uit voortkomen. Nog naarder wordt het allemaal in het speciale geval dat een goed huwelijk kinderloos blijft en de familie aandringt op de halachische ontsnappingsclausule wanneer er na tien jaar nog geen nageslacht in zicht is en ze zien “dat van hun levensboom een der takken dreigt te verdrogen.” Ze beschrijft het geval van de koopvrouw Zelda en haar man Isser Ber, die om die reden tot scheiding worden gedwongen, waarna Zelda, tot een doelloos bestaan veroordeeld, het niet lang meer maakt. Waarom, vraagt een buurvrouw zich af, hebben ze die vrouw niet onmiddellijk afgemaakt? “ ‘Als men iemands hoofd afhakt’, zei zij boos met tranen in haar ogen, ‘laat men het dan tenminste in één slag helemaal afhakken’.”
Er is nog een ander verhaal van Dwora Baron in het Nederlands beschikbaar, dat, al is het misschien niet zo makkelijk te achterhalen, ik iedere lezer zou willen aanbevelen: ‘Sjavririm’, ‘Zonnestralen’. Ik citeer het begin en vraag aandacht voor de eigenzinnige zinsbouw.
“Naar het stadje was ze uit het dorp Bikow gebracht nadat haar ouders daar gestorven waren en ze niks anders bij zich had gehad dan een bundeltje beddengoed en een beetje restwarmte van de moederliefde die ze had ondervonden en die in de kilte van de vreemde omgeving snel vervloog. Iemand uit haar dorp had haar meegebracht en ze was een paar dagen achtereen als een monster zonder waarde van hand tot hand gegaan.”
Het is dit weeskind, Chajje-Froeme, dat door niemand wordt gezien, zich met schoonmaakwerk in leven moet zien te houden, in een liefdeloos huwelijk belandt en als weduwe aan dat huwelijk het bezit van een koe overhoudt, een aanhankelijk dier, dat “wanneer het met haar ruwe tong over haar hand likte (…) haar verdorde, gesloten hart als het ware overspoelde met een golf van zonnestralen (hamon sjavriré or).” Samen, de bazin en haar koe, weten ze een waardig levensonderhoud en de schoorvoetende achting van hun dorpsgenoten op te bouwen, en als Chajje-Froeme merkt dat haar leven ten einde loopt kan ze haar Rizjke goed verkopen en zich aan haar lot overgeven, “omvangen door een al maar groeiende gloed als van een zonsopgang zoals ze nog nooit had meegemaakt, en door die wonderlijke glans begreep ze dat dát het was wat is weggelegd voor hen die in deze wereld zijn gelouterd door het lijden.”
Er zullen tijdgenoten zijn die dit lezen en het allemaal maar een sentimenteel gedoe vinden. Hen zou ik aanraden verder te kijken en te proberen het verhaal in de Nederlandse vertaling van Peter Broers in handen te krijgen om het in zijn sobere waardigheid helemaal te lezen. Het is verschenen in de serie Sifroet, uitgegeven door de Vereniging Hebreeuws (Vereniging tot Bevordering van Kennis van Hebreeuws) en via hun website voor een gering bedrag nog in beperkte hoeveelheid verkrijgbaar. Sifroet is tweetalig en dat is een ideale vormgeving in de ogen van de idealisten die durven hopen dat het ooit nog wel eens iets zal worden met de kennis van de Hebreeuwse taal in ons land – een vorm van onderwijs, op afstand.
Devora/Dewora Baron, ‘Scheiding’, in: Meesters der Hebreeuwse vertelkunst, [z.j.], 57-63; 2de druk (Amsterdam, 1965), 65-71, vertaald door J. Melkman.
Dvora Baron, ‘Scheiding’, in: Pluk 4 (2018), vertaald door Marit Kaczmarek.
Sjavririm’ / ‘Zonnestralen, een verhaal van Dvora Baron, tweetalige uitgave, Sifroet 15 (2016), vertaling en inleiding Peter Broers.
Dvora Baron, The Thorny Path (Jerusalem, 1969), vertalingen van Joseph Shachter.
Dvora Baron, The First Day (and other Stories), Univ. California Press, 2001, vertalingen van Naomi Seidman en Chana Kronfeld.
Peter Broers, ‘Dvora Baron’, in: Alef Beet 26, 1 (juli 2016), blz. 26-34.