Een gast voor de nacht

Albert van der Heide

vrijdag 11 maart 2022

Oréach nata la-loen (‘Een gast voor de nacht’) noemde Agnon de reeks dagelijkse feuilletons die hij winter en voorjaar 1938-1939 in Haaretz liet verschijnen en die daarna onmiddellijk als boek uitkwamen en in 1950 in fors gereviseerde vorm opnieuw verschenen. Het is een boek waar veel over valt te vertellen, maar dat je niet zomaar uitleest.

Eerst dan maar wat vertellen. Het begint ermee dat de schrijver op de avond voor Jom Kipoer, vlak voor de Kol Nidré-diensten met de trein in de plaats Sjibboesj aankomt, de plaats waar hij is geboren en opgegroeid, die hij als jongeman heeft verlaten om in Erets Jisraeel te gaan wonen, en waar het inmiddels oorlog is geweest. Hij zoekt en vindt een bescheiden onderdak en blijft een jaar hangen, ontmoet veel mensen van vroeger, legt ook nieuwe contacten, probeert het oude beth midrasj weer op gang te brengen, maar moet tegen het eind van de volgende zomer besluiten dat het beter is om maar naar Erets Jisraeel terug te gaan.

Het is duidelijk dat de schrijver met de ik-figuur zichzelf, J.S. Agnon, geboren Czaczkes, op het oog heeft. Ook weet iedere gemiddelde literatuurlezer dat het in de letteren strikt verboden is om een ‘ik’ en een auteur zomaar aan elkaar gelijk te stellen. Ja, Sjibboesj is Buczacz, waar de jonge Czazckes in 1887 werd geboren, dat hij in 1918 verliet voor Palestina, waar hij in 1930 een paar dagen terug was – maar dan moet je niet langer naar overeenkomsten zoeken en het boek gaan lezen.

Ik heb dat in de loop der jaren twee keer (slechts) gedaan en moet bekennen dat er in het boek zeker veel meer staat dan tot mij is doorgedrongen. Een grondige analyse moet men van mij hier niet verwachten; wie meer wil weten kan zich tot een uitgebreide vakliteratuur wenden. Wat mij erg is bijgebleven is hoe vaak de woorden milchama en Erets Jisraeel er in voorkomen. In Sjibboesj/Buczacz is sinds de oorlog – de Eerste Wereldoorlog, en de nasleep in Oost-Europa! – alles kapot, fysiek, mentaal en spiritueel.

Het enige dat hoop biedt is het nieuwe leven dat in Palestina kan worden opgebouwd. Dat ziet er uit als een mooi zionistisch perspectief, een perspectief dat, onder vele andere, met een mooi symbolisch trekje wordt bevestigd dat in verband met dit boek vaak wordt doorverteld. Halverwege zijn verblijf in Sjibboesj raakt de ik-figuur de sleutel van het beth midrasj kwijt en moet hij een nieuwe laten maken. Maar wat blijkt als hij aan het eind van het jaar terug is in Jeruzalem: de zoekgeraakte sleutel van het leerhuis duikt op uit zijn bagage en blijkt met hem te zijn meegereisd naar Jeruzalem.

“Mijn vrouw vroeg: Wat ga je nu met die sleutel doen? Stuur hem terug naar Sjibboesj. Ik zei: De sleutel die ze daar hebben is al overbodig en jij komt me vertellen om ze nog met een tweede op te zadelen? … Toen schoot mij een gezegde van onze Wijzen te binnen: ‘Ooit zullen de synagogen en leerhuizen buiten Erets Isra’el in Israël hun plaats krijgen.’ Ik dacht bij mezelf: Wanneer ze dan in Israël hun plaats zullen krijgen – is er hier iemand die met de sleutel klaar staat.”

Agnon was zeker zionist, maar voor kant en klare onderbouwing van de ideologie is zijn werk toch veel te complex. Zo gemakkelijk laat hij zich niet belijnen. Zo vreselijk als hij het beschrijft was het in het Galicië van Buczacz in de jaren dertig van de vorige eeuw (nog!) niet, en in Palestina moest ook nog veel worden geregeld – dat ook nu nog niet af is. Veel invloed op receptie van Oréach nata la-loen heeft het feit gehad dat in 1943 de Joodse bevolking van Buczacz door de nazi’s is uitgemoord, en hoewel donkere wolken allang waren begonnen te rijzen, wist Agnon dat bij het schrijven van Een gast voor de nacht natuurlijk niet.

Nog twee dingetjes. De Hebreeuwse titel van het boek is oorspronkelijk uit een tekst van de profeet Jeremia, een mooie Hebreeuwse zin: “Hoop van Israël (= God)…, waarom bent U een vreemdeling op aarde geworden, een gast voor de nacht?” (Jeremia 14:8). Oréach is iemand die onderweg is (‘reiziger’) en die een onderkomen nodig heeft (‘gast’). Nata is opzij gaan, van de rechte lijn afwijken. Het is allemaal voorlopigheid dat hier wordt gesuggereerd. Agnon heeft de zin vaker gebruikt. Hier is hij een titel geworden.

Van Oréach nata la-loen is zowel een Duitse als een Engelse vertaling gemaakt: Nur wie ein Gast zur Nacht (Zürich 1964) werd door Agnons zwager Karl Steinschneider (1900-1979) vertaald. Ik ken de vertaling niet, maar Steinschneider heeft goede papieren. Heel vroeger was ik onder de indruk van zijn vertalingen in de bundel Im Herzen der Meere in de prestigieuze Manesse Bibliothek der Weltliteratur.

Met A Guest for the Night (1968) ligt het wat moeilijker. De vertaling van Misha (Michael) Louvish (1909-2001) werd direct al scherp en uitvoerig bekritiseerd door Hillel Halkin (1939- ), die later zelf naam zou maken als, onder meer, Agnon-vertaler (Midstream, juni/juli 1968). Ook deze vertaling ken ik niet. Het is treurig als je werk zo wordt ontvangen, maar als het moet, dan moet het, want met een slechte vertaling is de lol er gauw af. Toch is het boek in de Toby Press S.Y. Agnon Library opnieuw uitgebracht (2014), met een woord vooraf van de serieredacteur Jeffrey Saks. Wat is een slechte vertaling? Daar zouden we het nog eens over moeten hebben.

7 + 2 = ?

Columns 2022

Columns 2021

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.