Nederlands-Joodse archieven aan de vergetelheid ontrukt

Emile Schrijver

vrijdag 12 juni 2009

Een van de frustraties van het bibliothecarissenbestaan is dat je voortdurend moet uitleggen waarom het werk dat je doet niet saai is, maar boeiend en niet ouderwets en statisch, maar innovatief en dynamisch. Er is echter troost: een beroep dat nog sterker geïdentificeerd wordt met saaiheid en stof, is dat van de archivaris. Maar in een oude universiteitsbibliotheek, en dus ook in de Bibliotheca Rosenthaliana, is dat wel een schrale troost, want archieven vormen een niet onbelangrijk deel van de collectie van de bibliotheek.

Sinds 2007, en sinds 2008 met ondersteuning van de Stichting Maror en de Stichting Levi Lassen en in samenwerking met het Menasseh ben Israel Instituut, wordt in de Bibliotheca Rosenthaliana met man en macht gewerkt aan de ontsluiting van meer dan veertig Nederlands-Joodse archiefcollecties. Deze collecties zijn op verschillende, vaak niet meer bekende manieren in de bibliotheek beland: door aankoop, door schenking, door de noodzaak voor ieder mens om af en toe op te ruimen en door de natuurlijke behoefte van families om de nalatenschap van relevante voorouders te bewaren en de meestal terechte reflex van voorgangers om in die behoefte te voorzien.

Sinds een paar jaar bestaat een methode om dit soort archiefcollecties voor een groter publiek toegankelijk te krijgen zonder dat je meteen ieder schooldiploma, iedere briefkaart of uitnodiging voor een vijftigjarig huwelijksfeest hoeft te beschrijven. Op de website van de Bijzondere Collecties worden online inventarissen gepubliceerd die alle voor de geïnteresseerde onderzoeker relevante informatie duidelijk presenteren, van herkomst tot omvang tot taal tot beschikbaarstelling.

De in de Rosenthaliana aanwezige collecties verschillen nogal van karakter. Er is bijvoorbeeld het archief van de Pekidim en Amarkalim van Amsterdam, met 11.000 stukken, maar ook het archief van de schrijver Jacob Israel de Haan en het archief van Henriëtte Boas (in bruikleen), maar ook het archief van Otto Cohen.

Het laatstgenoemde archief bevat de persoonlijke nalatenschap van Otto Nathan Cohen, kleinzoon van Leeser Rosenthal, de grondlegger van de Bibliotheca Rosenthaliana. Zijn vader Jacques Cohen (Düsseldorf 1833 - Amsterdam 1881) was getrouwd met een dochter van het gezin Rosenthal, Nanny. De stukken in de collectie hebben vooral betrekking op het privéleven van Otto Cohen: foto's, correspondentie, officiële stukken zoals zijn bewijs van Nederlanderschap, zijn rijbewijzen en stukken in verband met zijn functies en opleidingen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Otto Cohen beschuldigd van spionage en het dossier daarover wordt eveneens in de collectie bewaard. Deze collectie illustreert een relatief kleine, persoonlijke geschiedenis.

Van groot historisch belang, het individuele overschrijdend, is de eerstgenoemde collectie, van de Pekidim en Amarkalim van Amsterdam. Ik citeer hieronder een deel van de historische informatie die in de online inventaris is te vinden. Alle brieven uit dit archief zijn beschreven, op microfilm gezet en gedigitaliseerd. Die beelden zullen na de zomer van dit jaar op de website van de Bijzondere Collecties te zien zijn.

“De benaming 'Pekidim en Amarkalim' (opzichters en schatbewaarders) duidt de internationale organisatie aan die in 1809 in Amsterdam werd opgericht door Zvi Hirsch Lehren, Abraham Prins en Salomo Rubens. De organisatie had zich tot doel gesteld behoeftige Joden in het Heilige Land te ondersteunen. De Joodse gemeenschap in het toenmalige Palestina is door de eeuwen heen ondersteund geweest door een goed georganiseerd en in brede kring bekend netwerk van fondsenwerving in de hele Joodse diaspora. Dit gebeurde meestal door zendbodes, die vanuit Palestina op 'fondsenwervingsreis' naar Europa gezonden werden. Een groot nadeel van dit systeem was dat de zendbodes onderweg onkosten maakten die uit de opbrengst bestreden werden, terwijl zij bovendien loon ontvingen, waardoor naar schatting een derde tot de helft van de ingezamelde gelden zijn bestemming niet bereikte. De oprichters van Pekidim en Amarkalim waren felle tegenstanders van dit systeem en wilden met hun organisatie op meer efficiënte wijze te werk gaan. In alle Joodse gemeenten van West-Europa stelden zij een penningmeester aan, die het bijeengebrachte geld aan hen afdroeg. Verder ontvingen zij giften en vaste bijdragen van instellingen en particulieren en hielden zij speciale acties voor armlastige Joden in Palestina. Het geldinzamelingsysteem werd op deze wijze geconcentreerd in Amsterdam. De Joodse gemeentes in Palestina werden voortaan verzekerd van een regelmatig inkomen.

De giften werden overgemaakt via het bankiershuis Hollander & Lehren. In deze organisatie waren behalve de leden van de bekende bankiersfamilie Lehren meer personen uit de Amsterdams-Joodse orthodoxie actief, onder wie Abraham Moses de Lima en M.J. Goldschmidsohn. De organisatie onderhield nauwe contacten met de leiders van de Joodse gemeenschappen in de steden Jeruzalem, Hebron, Safed en Tiberias. Deze leiders wendden zich met grote regelmaat tot de organisatie: met verzoeken om steun voor Joods onderwijs en om bij te dragen aan de verdere kolonisatie en ontwikkeling van de landbouw in het Heilige Land. Daarnaast kwamen veel rechtstreekse verzoeken binnen van armlastigen uit Palestina. In de loop der tijd wisten ook steeds meer Joden in Europa, die initiatieven wilden ontplooien, in het Heilige Land de Pekidim en Amarkalim te vinden. In 1824 werd de nieuwe organisatie door het rabbinaat van Jeruzalem erkend als exclusief orgaan voor de geldinzameling van Palestina.

De geschiedenis van het archief, voorafgaand aan verwerving door de Universiteitsbibliotheek is niet bekend. Een deel van het archief zou volgens mondelinge overlevering tijdens de Tweede Wereldoorlog bewaard zijn in waterdichte zakken, vastgebonden aan de palen van een Amsterdams grachtenhuis. De datum van verwerving van het archief is onbekend. In de vroege jaren zeventig van de twintigste eeuw werd nog aangenomen dat de inkomende brieven verloren waren gegaan, maar in 1980 werd melding gemaakt van het huidige bestand in de Bibliotheca Rosenthaliana.”

7 + 4 = ?

Columns 2015

Columns 2013

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.