Amotz Asa-El: De Joodse mars der dwaasheid IV

De proloog bij De Joodse mars der dwaasheid van Amotz Asa-El in vertaling - deel IV

Gepubliceerd op: 30 september 2021

Het jaaropeningsevenement van het cursusjaar 2021-2022, dinsdag 12 oktober, is een interview met Amotz Asa-El, hoofdcommentator van The Jerusalem Post en auteur van de bestseller The Jewish March of Folly. Van de auteur heeft Crescas toestemming gekregen de inleiding in het Nederlands te vertalen.
Vanwege de lengte plaatsen we de tekst in vier delen. Vandaag in de nieuwsbrief deel IV.
Lees je liever van papier? De vertaling is hieronder ook als PDF te downloaden.
Schrijf je nu in voor het openingsevenement van het studiejaar 2021-2022.

In The March of Folly breekt Barbara Tuchman de staf over diverse leiders (inclusief Rechabeam, de zoon van Salomo) en rampzalige beslissingen die overhaast en door weinigen werden genomen. Daarentegen werd de Joodse mars der dwaasheid aangevoerd door duizenden, die gedurende duizenden jaren het stokje aan elkaar doorgaven. Deze mars is helaas nog altijd gaande. Daarom is de bekendheid ermee niet slechts een zaak van historici, staatslieden en politici, maar van ieder die vreest voor de toekomst van het Joodse volk en de zionistische onderneming.
Het streven om de Joodse mars der dwaasheid in kaart te brengen, heeft zich bij mij ontwikkeld tijdens de bijna dertig jaar dat ik werkzaam ben als publicist en commentator op politiek, diplomatiek, sociaal en economisch gebied. In reactie op mijn stukken en commentaren werd ik keer op keer geconfronteerd met een scala aan besliste stemmen, dove oren en schele ogen, en gezamenlijk wezen die me op twee simpele waarheden. Ten eerste zijn velen onder ons nog altijd besmet met het politieke anarchisme, de maatschappelijke vervreemding, de nationale factiestrijd en de politieke naïviteit die onze voorouders naar de ondergang hebben gevoerd. Ten tweede is het Joodse volk nog niet hersteld van de ziekten die de zionistische onderneming van plan was te genezen.

Het idee dat het Joodse volk ‘afgezonderd’ kan leven (zoals de Bijbelse ziener Bileam het noemde) en daartoe zelfs is voorbestemd, is nog altijd wijdverspreid. Dat geldt ook voor het geloof dat de staat Israël de zwaartekrachtwetten van de internationale betrekkingen kan negeren, omdat de Joden, in tegenstelling tot elk ander volk, worden geleid door God en door Hem naar een veilige haven zullen worden gebracht, of ze zich nu verstandig gedragen dan wel dwaas. Ik voel de behoefte de aanhangers van dat geloof in hedendaagse taal onder meer een redevoering te laten horen van Agrippa II, de laatste Herodiaanse vorst: aan de vooravond van de Joodse Opstand sprak hij een menigte toe in Jeruzalem in een vergeefse poging de oorlog af te wenden, en dit was Jeruzalems laatste moment van genade voordat het zou worden verwoest. Ik voel de urgentie om ditzelfde deel van het Israëlische publiek een getrouwe beschrijving voor te schotelen van de politieke verstandsverbijstering, het strategische onvermogen en het militaire dilettantisme die hebben geleid tot de onvermijdelijke nederlaag tegen de Romeinen.
Ik voel de drang om over de laatste burgeroorlog van onze voorouders – waarin de pijlen en katapultstenen over en weer vlogen over de westelijke tempelmuur terwijl Titus al kwam aandraven tussen het huidige Ramallah en de Scopusberg – te vertellen aan alle Joden die heden ten dage aan de voet van diezelfde muur (de Klaagmuur) andere Joden lastigvallen omdat ze anders bidden dan zijzelf. En hun eraan te herinneren dat niet ver van die plek het lichaam van de eminente pedagoog en wetgever Jezus ben Gamaliël (Jehosjoea ben Gamla) van de stadsmuren werd gegooid nadat hij was vermoord door zijn broeders, omdat ze hem ervan verdachten over vrede te hebben gepraat.
En allen die het gezag van de staat Israël ondermijnen – zoals separatisten die dromen van een aparte staat in Judea; degenen die fysiek het afscheidingshek proberen te verwijderen dat is opgericht door de Israëlische regering; degenen die een ultraorthodoxe militair aanvallen omdat hij in dienst is gegaan van het Israëlische leger; degenen die het Hooggerechtshof de handschoen toewerpen; degenen die de militaire rechtbank beschimpen omdat die een vonnis heeft geveld dat hen niet zint; degenen die zich tot een buitenlandse regering wenden met het verzoek een door de Israëlische regering benoemde ambassadeur niet te accrediteren; degenen die vredesgezinde leiders uitmaakten voor ‘moordenaars’; degenen die hun leerlingen opdragen een bevel van het Israëlische leger te weigeren; en degenen die vanuit hun huizen in Brooklyn, Beverly Hills en Las Vegas met hun geld politieke geschillen aanwakkeren in Israël, waar ze geen belasting betalen, niet in het leger dienen en niet deelnemen aan verkiezingen – hun allen wil ik laten zien waar het anarchisme waarmee ze besmet zijn vandaan komt en waartoe het zou kunnen leiden.
De aandoeningen waaraan onze voorouders leden en die het zionisme van plan was te genezen, beperkten zich niet tot de verstrooiing van het Joodse volk. Dit geografische symptoom vereiste een hernieuwde inzameling van de Joden: een enorme, maar toch vooral technische uitdaging. Zoals duidelijk mag zijn uit mijn woorden tot zover, zal ik uit onze tocht concluderen dat de patiënt op de zionistische operatietafel niet alleen fysieke maar ook psychische ziekteverschijnselen vertoonde en dat er ontwenningsbehandelingen vereist waren: voor de ontwenning van het sektarisme dat de stam boven het volk plaatste; van het anarchisme dat de geestelijkheid boven de staat stelde; van de fantasie dat het vaderland gedegradeerd kon worden van een nationaal tehuis tot een gebedshuis; van het begoochelende idee van uitverkorenheid; en van het fatalisme waarmee onze voorouders wegliepen voor de verantwoordelijkheid voor het lot van hun volk.
Daarom ben ik van mening dat iedere Jood of Jodin, van welke politieke richting, religieuze stroming of nationaliteit dan ook, moet leren hoe onze voorouders de Joodse toekomst hebben vernietigd door zich af te keren van nationale solidariteit, politiek, diplomatie, het vaderland en de verantwoordelijkheid voor de toekomst. Als we daarentegen geen kennis nemen van hun fouten, zonden en misdaden, dan zouden onze nakomelingen onze verre voorouders achterna kunnen gaan en vernielen wat de zionistische onderneming sinds honderdtwintig jaar opnieuw probeert op te richten.

Tot slot een paar woorden over het genre.
Van de ons ontvallen historici Yehoshua Arieli, Jacob Katz en Shmuel Ettinger, en van – moge hen een lang leven beschoren zijn – Israel Bartal, Immanuel Etkes, Martin van Creveld, Arthur A. Goren, Joseph Heller, Daniel R. Schwartz, Elchanan Reiner, Avraham Grossman, Israel Yuval, Yosef Kaplan, Jehuda Reinharz, Jonathan D. Sarna, Bernard Wasserstein en Stephen J. Whitfield heb ik aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem en aan de Brandeis-universiteit de reeds geschreven geschiedenis leren lezen.
Van de legendarische radio- en tv-producent Fred Friendly, mijn docent aan de Columbia University Graduate School of Journalism en voorheen president van CBS News, en van zijn collega’s David Shanor, Barbara Belford, Donald ‘Pete’ Johnston en Nicholas Lemann leerde ik schrijven wat zij "de eerste kladversie van de geschiedenis" noemden. En in mijn jaren als redacteur bij de The Jerusalem Post leerde ik elke dag opnieuw onderscheid te maken tussen Mozes’ geboden "Gedenk de dagen van weleer" en "Bepeins de jaren van geslacht tot geslacht" (Deuteronomium 32:7). Voor het eerste moeten gebeurtenissen worden vastgelegd, zoals eerst nieuwsverslaggevers en daarna archivarissen doen. Het tweede behelst de interpretatie van de gebeurtenissen, zoals publicisten en commentatoren doen terwijl ze plaatsvinden en historici naderhand.
Dit boek is te plaatsen in een betrekkelijk lege hoek van dat parallellogram. Wat research betreft pretendeert het niet nieuwe documenten of vondsten te onthullen. Wat chronografie betreft sorteert, dateert en resumeert het slechts gebeurtenissen die relevant zijn voor het onderwerp. En wat interpretatie betreft zal het gebruik maken van bestaande geschiedschrijving om een actueel licht te werpen op de handelingen en tekortkomingen van onze voorouders. Daarom biedt dit werk geen geschiedenis op zichzelf, maar een interpretatie van de geschiedenis, en om precies te zijn: een Israëlisch commentaar op de Joodse geschiedenis.
Nog een laatste opmerking over het genre. Dit boek gebruikt de pen en de inkt van publicisten die zich met het heden bezighouden om te schrijven over het verleden. Waarschijnlijk zullen sommigen zeggen dat het zich daarmee op andermans terrein begeeft. Deze critici wil ik zeggen dat het nog erger is dan dat. Schrijver dezes deelt bij voorbaat mee dat – anders dan bij de meeste academici – zijn motivatie een emotionele is, zijn benadering ideologisch en zijn doelstelling polemisch; dat dit werk werd gedreven door geloof in een idee – de zionistische idee – en door angst voor de toekomst van de staat die hieruit is voortgekomen; en dat dit boek niet de pretentie heeft het wetenschappelijke onderzoek te verrijken, maar het publieke debat te inspireren. Opdat ook u na afloop van de tocht die met het omslaan van deze bladzijde begint, zult zeggen wat onze voorouders zeiden toen ze de resten aanschouwden van de bijvrouw die in Gibea was verkracht: "Dit kunnen we niet toestaan. We moeten ons beraden en besluiten wat we zullen doen" (Rechters 19:30).

Amotz Asa El Deel 4
Item in samenwerking met Maror.

Stichting Collectieve Maror-gelden Nederland (Maror) beheert de Maror-gelden van private partijen (banken, beurs, verzekeraars) die bestemd zijn voor collectieve doelen binnen de Joodse gemeenschap in Nederland en verstrekt daaruit subsidies.



meer informatie: maror.nl
Logo samenwerking 'Maror'

Nieuwsbrief

Volg ons en blijf op de hoogte! Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en wij zorgen dat je niks mist.