Salomon Bouman: Israel vanaf 1967 tot nu

Gepubliceerd op: 24 september 2020

“Het is er op of er onder.” Met deze woorden werd ik op het vliegveld bij Tel Aviv begroet door een hoge functionaris van de voorlichtingsdienst toen ik enkele dagen voor het uitbreken van de oorlog in juni 1967 naar Israël terugkeerde. “De situatie is heel ernstig”, voegde hij er aan toe. Ik zag veel mensen op het vliegveld die wachtten op een plek in een vliegtuig naar een veilige plaats, ver weg van de onvermijdelijke oorlog. Een familielid, onderofficier, prees mijn moed naar mijn post in Tel Aviv te zijn teruggevlogen. We staan voor een grote oorlog tegen Egypte en Syrië”, zei hij. “Begrijp je dat?”

Buiten Tel Aviv werden graven voor duizenden doden gegraven.

22 jaar na de Sjoa heerste er een doemstemming in Israël. Ik zag maar weinig mannen op straat, winkels waren dicht, ramen geblindeerd.

Sedert het besluit van de Egyptische president Gamal Abdel Nasser om het Egyptische expeditieleger uit Jemen in de Sinaïwoestijn te stationeren en incidenten tussen Israël en Syrië zich ontwikkelden tot grote luchtslagen tussen Israëls Mirages en Syrische Migs had Israël op grote schaal gemobiliseerd.

Afsluiting van de straat van Tiran voor Israëlische scheepvaart, door Egypte, en het besluit van Oe Thant, de secretaris-generaal van de VN, om de blauwhelmen die waren gestationeerd tussen de Gazastrook en Israël terug te halen, schiepen een explosieve situatie. “De Joden de zee in”, brulde de propaganda van radio Cairo.

Chef-staf luitenant-generaal Jitschak Rabin zei volgens onlangs vrijgegeven protocollen van de regeringszittingen op 2 juni 1967 dat “als Israël niet de eerste klap uitdeelt er een serieus gevaar bestaat voor het voortbestaan (van Israël).”

De Franse president Charles de Gaulle waarschuwde Israël op straffe van een wapenembargo de oorlog niet te ontketenen.

Tegen het krieken van de dag op 5 juni vlogen desalniettemin eskaders Israëlische Mirages laag over de Middellandse zee onder de Egyptische radar door. Binnen een half uur was de Egyptische luchtmacht op de grond totaal vernietigd en was het lot van de Zesdaagse oorlog ten gunste van Israël bezegeld. Zonder luchtmacht was het grote Egyptische expeditieleger in de Sinaïwoestijn een gemakkelijke prooi voor Israëlische straaljagers en oprukkende tanks.

Imperium

“We zijn nu een imperium”, zei een Israëlische minister nadat het Israëlische leger de westelijke oever van de Jordaan, inclusief Oost-Jeruzalem, de hele Sinaïwoestijn tot het Suezkanaal en de hoogvlakte van Golan had veroverd. De regering van premier Levi Eshkol was niet voorbereid op de enorme gebiedsuitbreiding en wist aanvankelijk niet wat te doen met de bezette gebieden. De minister van Defensie Moshe Dayan was in de eerste paar dagen van oorlog zelfs tégen de verovering van Oost-Jeruzalem. Als seculiere Israëli had hij geen belangstelling voor de heilige Joodse plaatsen daar.

Dayan was ziedend dat een generaal met zijn troepen tot de oevers van het Suezkanaal was doorgedrongen. Hij voorzag dat dit tot hernieuwde oorlogshandelingen met Egypte zou leiden. In 1970 ontbrandde een grote artillerieoorlog tussen beide landen, een voorloper van de Jom Kipoeroorlog in 1973. Minister Yacov Shapiro, van de Nationale Religieuze Partij (NRP), zei kort na oorlog in juni 1967: “als we een binationale staat worden (doelend op annexatie van de westelijke oever van de Jordaan met de snel groeiende Palestijnse bevolking) betekent dat het einde van de zionistische onderneming.” Dit argument tegen annexatie staat vijftig jaar later nog altijd in het middelpunt van het politieke debat. Inlijving zou op den duur een Palestijnse meerderheid betekenen in een binationale staat, waardoor Israël volgens minister Shapiro zijn Joodse karakter zou verliezen.

Onder invloed van de oorlogen in 1967 en 1973 is de NRP echter veranderd in een militante messiaanse zionistische partij , Het Joodse Huis, die vanuit de regering aandringt op annexatie van de Westelijke Jordaanoever.

Israëls imponerende zege heeft de Joodse staat, de verhoudingen in het Midden-Oosten tussen Moskou en Washington en op langere termijn de relaties tussen Israël en de Arabische wereld, inclusief de Palestijnse kwestie, grondig veranderd. De als ‘een wonder’ ervaren overwinning in slechts luttele dagen wekte een sterke zionistische bewustwording op in de grote Joodse gemeenschappen in de Sovjet-Unie, de VS en elders in wereld waar Joden leven. ‘Zionistische trots’ brak in de Sovjet-Unie door de antireligieuze communistische doctrine en luidde het begin in van massa-immigratie van Russische Joden naar Israël.

De overwinning was een instant therapie tegen de angst voor vernietiging in de dagen die aan de Zesdaagse oorlog vooraf gingen. De omslag kreeg een messiaanse zionistische dimensie die Israël in de loop van vijftig jaar in de houdgreep heeft genomen.

Ik heb de emotie gezien en gehoord bij de Klaagmuur in het veroverde deel van Oost-Jeruzalem. Soldaten huilden er, mannen en vrouwen legden hun beide handen tegen de hoog oprijzende muur. De opperlegerrabbijn Shlomo Goren was in extase. Hij zag, vertelde hij me later, de stenen van de Klaagmuur schitteren als diamanten.

Tweeduizend jaar diaspora, begonnen na de verdrijving van de Joden door de Romeinen uit Judea, werd psychologisch weggevaagd. Tweeduizend jaar hebben Joden waar ook ter wereld gebeden: “Het volgende jaar in Jeruzalem.” En nu stonden zij biddend en elkaar omarmend bij het tastbare verleden: de Klaagmuur, buitenmuur van koning Salomons tempel. Dat is het ‘wonder’ dat in de Israëlische politiek is ingebrand en een oplossing van het Palestijnse vraagstuk in de weg staat. Niet alleen Jeruzalem wordt door steeds meer Israëli’s gevoeld als Joods historisch erfgoed, maar ook de westelijke oever van de Jordaan (Judea en Samaria), waar nu zo’n drie miljoen Palestijnen al een halve eeuw onder de last van de bezetting leven.

Palestijnse vraagstuk

Kort na de verwerking van de overwinning kwamen progressieve Israëli’s tot de conclusie dat de tijd was aangebroken voor de stichting van een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever. Onder hen Yacov Arnon (de vroegere Yacov van Amerongen), directeur-generaal van het ministerie van Financiën, generaal Matti Peled en anderen. Zij voorzagen dat het uitblijven van een oplossing voor het Palestijnse vraagstuk tot een harde Israëlische greep op bezet gebied zou leiden. Terwijl Israëli’s en Palestijnse notabelen discussieerden over een oplossing vielen Palestijnse strijders vanuit Jordanië en Syrië de door Israël bezette gebieden binnen. Enkele maanden woedde in de Jordaanvallei en omstreken een felle strijd tussen Palestijnse strijders en Israëlische strijdkrachten.

Israël heeft zowel het Palestijnse verzet daar als in de Gazastrook met harde hand bedwongen.

De Israëlische bezetting van de westelijke oever van de Jordaan en de Gazastrook leidde ondanks de geweldsspiraal tot intensief verkeer tussen Israël en deze gebieden. De Israëlische arbeidsmarkt opende zich tot de tweede intifada in 2000 voor honderdduizenden Palestijnen; Israëli’s deden boodschappen op de Palestijnse markten, lieten hun auto’s in Palestijnse garages repareren en gingen in Tulkarem naar de tandarts.

Deze symbiose liep spaak op groeiende Palestijnse weerstand tegen de agressieve nederzettingenpolitiek. Op 17 mei 1977 won de nationalist Menachem Begin, aan het hoofd van Likoed, de verkiezingen met de belofte dat er honderden nederzettingen zouden worden gesticht om het Land van Israël (Erets Jisraeel) voor de Joodse staat te behouden.

Tien jaar later brak de eerste intifada uit, gevolgd door het in 1993 gesloten Israëlisch-Palestijnse akkoord in Oslo, dat de weg opende voor het einde van het Israëlisch-Palestijns conflict. De hoop op vrede liep in 1995 echter dood na de moord op de socialistische premier Jitschak Rabin. Sedertdien zijn verschillende vredespogingen, onder anderen door de democratische Amerikaanse presidenten Bill Clinton en Barack Obama, gestrand op Israëlische bereidheid in bezet gebied plaats te maken voor een Palestijnse staat. Beide presidenten stuitten niet alleen op Israëlische onwil en gebrek aan politieke moed en historisch inzicht, maar botsten ook in de Amerikaanse binnenlandse politiek op weerstand tegen de stichting van een Palestijnse staat. Clinton noch Obama hadden binnenlands draagvlak om Israël onder zware druk te zetten.

En op het slagveld was luitenant-generaal Ehoed Barak een held, maar toen het aankwam op het nemen van de belangrijkste politieke beslissing in zijn lange loopbaan faalde de Israëlische premier. Hij miste een reële vredeskans om Arafat de vredeshand te reiken. Barak durfde het niet aan het in 1967 veroverde oostelijke deel van Jeruzalem aan Arafat over te dragen als de hoofdstad van de te stichten Palestijnse staat. Met territoriale concessies aan Arafat had Barak in Camp David op basis van grenscorrecties geen moeite. Zowel voor Barak (Klaagmuur) als voor Arafat (Rotskoepelmoskee en Al-Aksa) was Jeruzalem vanuit nationalistisch en religieus standpunt echter een onoverkomelijk breekpunt. En naarmate Israël steeds nationalistischer wordt, is de stad dat nog steeds.

Ik had niet kunnen voorzien dat de Likoed premier Ariël Sharon, de hartstochtelijke bouwer van nederzettingen in bezet gebied, opdracht zou geven de Gazastrook in 2005, zonder Palestijnse tegenprestatie, te laten ontruimen door de kolonisten daar. Deze ijzervreter, een van Israëls militaire helden, kwam tot het inzicht dat het geen Israëlisch belang was de last van de bezetting van de Gazastrook nog langer te dragen. Ik durf te speculeren dat hij om dezelfde reden grote delen van de Westelijke Jordaanoever zou hebben ontruimd in het kader van overleg met de Palestijnse Autoriteit of zónder overeenkomst. We zullen het nooit weten, want Sharon werd getroffen door een beroerte en stierf na een coma van enkele jaren.

Shirat Hayam, een van de nederzettingen in Gush Kativ, wordt ontruimd door het Israëlisch leger

Een kans op vrede ging ook verloren toen premier Ehoed Olmert (Likoed) in 2009 op beschuldiging van corruptie tot aftreden werd gedwongen op het moment dat hij naar zijn zeggen op het punt stond vrede te sluiten.

De Amerikaanse president Donald Trump probeert het opnieuw, met Saoedi-Arabië als bruggenbouwer tussen de soenitisch Arabische wereld en Israël.

Amerikaanse politiek

Het Franse wapenembargo heeft destijds Israëls militaire macht niet gebroken. Amerikaanse wapens, politieke en diplomatieke steun hebben de Frans-Israëlische alliantie vervangen. De snelle Israëlische overwinning op de door de Sovjet-Unie uitgeruste en getrainde legers van Egypte en Syrië heeft geleid tot een heroriëntatie van de Amerikaanse politiek ten aanzien van Israël: van afzijdigheid vóór 1967 tot een ongeschreven alliantie tussen de VS en de Joodse staat.

Amerikaanse beleidsmakers, aangespoord door een krachtige pro-Israëlisch lobby, AIPAC, beschouwden Israël na 1967 als een belangrijke strategische factor in het machtsspel tegen de Sovjet-Unie in het Midden-Oosten. De Mirages werden vervangen door Phantoms en Skyhawk straaljagers. Het Israëlische leger werd op Amerikaanse leest geschoeid. Miljarden dollars stroomden naar de schatkist in Jeruzalem. Dat is nu een vast gegeven in de verhouding tussen Israël en de VS.

In de Jom Kipoeroorlog in oktober 1973, een verlengstuk van de oorlog van 1967, hield Israël stand tegen een grote Egyptisch-Syrische verrassingsaanval. Deze oorlog maakte een definitief einde aan de Sovjet-invloed in Egypte. De Egyptische president Anwar Sadat zag in dat de sleutel voor heropening van het Suezkanaal en terugkeer van de Sinaïwoestijn onder de Egyptische vlag niet in Moskou maar in Washington lag. Sedertdien zit Egypte stevig in de Amerikaanse invloedssfeer. Via Amerikaanse bemiddeling werd in 1979 op het Witte Huis de Israëlisch-Egyptische vrede getekend. Het prille begin van de integratie van de Joodse staat in het Midden-Oosten.

De oorlog in 1967 heeft een diepte effect gehad op de Arabische wereld. De Arabische landen besloten na de nederlaag in de oorlog van 1967 in Khartoem niet met Israël te onderhandelen, geen vrede met Israël te sluiten en Israël niet te erkennen. Maar de realiteit drong zich aan de Arabieren op. Het Israëlische leger lag aan Suezkanaal in het zicht van Egypte en op de hoogvlakte van Golan niet ver van Damascus. Ook de Arabische leiders konden niet ontkennen wat zij voor hun deur zagen.

Egypte en Syrië vielen Israël in 1973 niet aan om de Joodse staat te vernietigen (in 1967 werd dat wel rondgebazuind), maar om verloren gebied te heroveren.

Vanuit deze optiek heeft de oorlog in 1967 Israël een plaats gegeven in het Midden-Oosten. Een vredesregeling met de Palestijnen is naar mijn overtuiging noodzakelijk om Israëls verworven plaats in het Midden-Oosten voor langere tijd te garanderen en om Israël als een democratisch Joodse staat te behouden. Dat is Israëls moréle uitdaging, niet Israëls onbetwistbare technologische militaire macht.

Nieuwsbrief

Volg ons en blijf op de hoogte! Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en wij zorgen dat je niks mist.

Bekijk nieuws overzicht

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.