Herstel Synagoge van Tripoli?

Harrie Teunissen

zondag 23 oktober 2011

Begin oktober 2011 slaat David Gerbi met een moker het wandje van betonblokken in dat de toegang tot de Dar al-Bishi synagoge in Tripoli blokkeert. Binnen zegt hij een gebed op en huilt. In het afbrokkelende bedehuis vol graffiti en vuilnis is boven de lege ark voor de Torarollen nog net het Sjema Israel te lezen.


Foto: Soehaib Salem

Van de nieuwe machthebbers in Lybië heeft David Gerbi met moeite toestemming gekregen de grote synagoge van de oude Joodse wijk in Tripoli schoon te maken en met de restauratie te beginnen. Voor de rebellen is de 56-jarige psychonanalyticus uit Italië de revolutionaire Jood die de strijd onder leiding van de Nationale Overgangs Raad tegen het Gadaffi-regiem ondersteunt met adviezen over traumabehandeling. Voor Gerbi gaat het om het helpen herstellen van een land waar ook plaats is voor een Lybische Joodse gemeenschap. Zijn familie moest in 1967, onder de dreiging van volkswoede over de Zesdaagse Oorlog, met vierduizend andere Joden vertrekken naar Italië. Daarna waren er nauwelijks nog Joden in Lybië. In 1969 confisqueert kolonel Gadaffi de resterende Joodse bezittingen, waarna de herinneringen aan hun ruim tweeduizend jaar durende geschiedenis in Lybië wordt uitgewist.

Volgens Flavius Josephus heeft Tripoli in de Romeinse Tijd een behoorlijke Joodse gemeenschap die tienden naar de tempel in Jerusalem stuurt. En de grote Arabische historicus Ibn Chaldoen (gestorven in 1406) bericht over gejudaïseerde Berbers in de bergen ten zuidwesten van de stad. Bij de Arabische verovering van het gebied op Byzantium in 642 zouden ook Berbers en Joden zich, zij het vergeefs, hebben verzet. Enkele eeuwen later onderwerpt de toenemende islamisering de Joden en Christenen aan een strikte toepassing van het dhimmi-statuut met haar ‘gekochte tolerantie’ (vgl. mijn column Mellahs van Marokko 1). Documenten met namen als Itrabulsi in het zeer omvangrijke maar nogal gehavende Joodse Archief uit Caïro getuigen van bloeiende handelscontacten met Joodse Tripolitanen in de negende, tiende en elfde eeuw. Als de Almohaden in de twaalfde eeuw de dhimmi’s in Andalusië en Noord-Afrika dwingen zich te bekeren of te vertrekken, ligt Tripoli te zeer aan de oostelijke periferie van hun Berberrijk. Toch drijven onderdrukking en extra lasten veel arme Joden naar Egypte. Daarna verbetert de situatie weer, althans tot de Spaanse bezetting van Tripoli (1510). Bij de volgende bezetting door Maltezer Ridders vluchten Joden naar Rome. Na 1551 heersen de Ottomanen ook over Lybië en wordt Tripoli een veilige haven voor gevluchte sefardim. De Joodse gemeenschap komt nu, ondanks het dhimmi-statuut, zowel demografisch, economisch als cultureel tot grote bloei.

Als van 1711 tot 1835 het Karamanlis Huis Lybië bestuurt begint zich een eigen Lybisch-Joodse identiteit te vormen. Tegelijk profiteren zij van contacten met Joodse gemeenschappen elders in het Ottomaanse rijk. Tegen het eind van de Ottomaanse Tijd kent de Joodse gemeenschap van Lybië wel 60 rabbijnen en rechters en ook vertegenwoordigers bij de Hoge Porte in Istanboel. Maar de verhoudingen tussen Moslims en Joden verslechteren met name in Tripoli. Plundering en brandstichting nemen toe naarmate het Ottomaanse bewind verzwakt. Vandaar dat de meeste van de 30.000 Lybische Joden in 1911 de bezetting door Italië verwelkomen. De nieuwe tijd kent naast geslaagde liberale hervormingen, zoals afschaffing van het dhimmi-statuut, heftig omstreden annexaties van landbouwgronden voor Italiaanse kolonisten. Intussen ontstaat binnen de Joodse gemeenschap van Tripoli (± 9000) een conflict over Joods versus Italiaans nationalisme. De zionistische stroming organiseert avondscholen voor hebreeuws terwijl moderne Joden pogen de jeugd via Italiaanse scholen te assimileren. Lybische rabbijnen verzetten zich tegen door het koloniale bewind benoemde Italiaanse opperrabbijnen, vooral omdat zij de lokale gebruiken en rituelen niet kennen. De traditionele levenswijze en het alledaags taalgebruik van de Joodse meerderheid in de Hara-wijk van Oud-Tripoli rond de Dar al-Bishi synagoge (nummer 4 op onderstaande Italiaanse plattegrond uit ± 1930) komt in hoge mate overeen met de omringende Arabische volkscultuur.

Nadat in 1922 Mussolini in Italië aan de macht komt verslechteren de relaties tussen de koloniale autoriteiten en de Joodse gemeenschap in Lybië. Joodse leerlingen moeten op sabbat naar school, Joodse winkels mogen alleen ‘s zondag sluiten en de Joden worden geweerd uit publieke functies. Door de fascistische rassenwetten van 1938 moeten niet-Italiaanse Joden het land verlaten, Britse Joden worden zelfs versleept naar Bergen-Belsen. Zo’n 3000 inheemse Joden uit het kustgebied van Oost-Lybië worden in werkkampen gestopt waar ruim eenzesde van hen aan typhus bezwijkt. Met de bevrijding in 1943 door Britse troepen lijkt het leed geleden, maar in november 1945 woedt een grote pogrom in Tripoli en omgeving. Meer dan 130 Joden, waaronder 36 kinderen, komen om. Alleen al in Tripoli worden vijf synagoges verwoest en meer dan duizend huizen en winkels geplunderd, vooral in nieuwe gemengde buitenwijken. Britse troepen grijpen pas na drie dagen in. Als het in 1948 opnieuw tot geweldadigheden komt is de Joodse gemeenschap daarop voorbereid, nu vallen er 14 slachtoffers. Maar de hoop op vreedzame coëxistentie met Arabieren is vervlogen en tussen 1949 en 1952 gaan 31.000 van de 35.000 vertrekkende Joden naar Israël. Welgestelde Joden blijven achter om hun bezittingen te verkopen of hopen op betere tijden. Maar het uitroepen van de Lybische onafhankelijkheid in 1951, het groeiende Arabisch-nationalisme en het Israelisch-Arabisch conflict vernietigen die hoop. In 1967 moet de resterende Joodse gemeenschap van Lybië alsnog vertrekken, zo ook de twaalfjarige David Gerbi.

Na de verovering van Tripoli op het Gadaffi-regiem in augustus komt David Gerbi weer terug naar zijn geboortestad waar hij zich op 2 oktober toegang verschaft tot wat eens de mooiste synagoge van de hoofdstad was. Een invloedrijke sjeik uit de oude wijk heeft hem bescherming beloofd. Maar als hij de volgende dag met helpers terugkeert om op te ruimen wordt hij gewaarschuwd dat gewapende mannen hem uit de weg willen ruimen. De Nationale Overgangs Raad stelt desgevraagd dat restauratie van de synagoge prematuur is omdat de revolutionaire krachten nog steeds op twee fronten strijd leveren tegen Gadaffi’s getrouwen. Het is een uiterst gevoelig onderwerp dat momenteel veel complicaties creëert. Waar doelt men hier op? Vergeleken met Bagdad in 2003 zijn de nieuwe machthebbers geen buitenlanders, maar Lybiërs. En hoewel de NAVO de opstand vanuit de lucht steunt is de opmars op de grond te danken aan de rebellen. De lang voorbereide rekrutering en training van geheime eenheden binnen Tripoli speelt een hoofdrol bij de relatief soepele machtsovername in diverse sectoren van de hoofdstad. Aanvankelijk verzetten leiders van de Moslimbroeders zich tegen de militarisering van de intifada tegen Gadaffi. Maar nadat protesten tegen zijn regime met veel geweld zijn neergesabeld ondersteunen ze de gewapende opstand. Omdat in de Arabische wereld het expansieve optreden van Israel’s regering in Palestijnse gebieden zelden onderscheiden wordt van het Jodendom, dreigt de restauratie van een synagoge de complexe coalitie op losse schroeven te plaatsen.

David Gerbi heeft geen zin martelaar te worden, maar hij kritiseert de autoriteiten openlijk voor het intrekken van hun steun. Hoe de nieuwe machtsverhoudingen uitkristalliseren zal ook af te lezen zijn aan de nieuwe grondwet. De Nationale Overgangs Raad heeft inmiddels een ontwerp daarvoor gepubliceerd. In artikel 1 staat nadrukkelijk dat niet-moslims de vrijheid krijgen hun religieuze rechten uit te oefenen en dat de staat respect voor hun gemeenschappen garandeert. Maar het ontwerp stelt ook dat de islam de religie van de staat is en dat de belangrijkste bron van wetgeving de sjaria is. Het lijkt er dus op dat Lybië terugkeert naar een dhimmi-statuut. Gerbi stelt terecht dat zijn restauratiepoging een testcase vormt voor het commitment van het nieuwe regime aan democratie en tolerantie. In deze context is een onthulling van TV Channel 2 in Israël verwarrend en hilarisch. Een nu Israëlische vrouw vertelt daar dat haar grootmoeder de zuster was van Gadaffi’s grootmoeder. Die Jodin was eerst getrouwd met een Jood. Omdat hij haar slecht behandelde liep ze weg, trouwde een moslimsjeik en ging zelf over tot de islam. Hun kind nu was de moeder van Gadaffi. Als dit bericht waar is, en in Lybië wordt het gretig gebruikt in de anti-Gadaffi propaganda, heeft die dictator toch nog een exit strategie. Zelfs als alle andere landen hem de toegang weigeren, is Israël vanwege haar recht op terugkeer verplicht Gadaffi op te nemen.

7 + 2 = ?
Ik lees al een tijdje je webcolumns en ben zeer onder de indruk van al je kennis. Pas kort geleden, na het lezen van je personlia, begreep ik opeens, dat ik je waarschijnlijk ken: ik zag opeens het gezicht van een hele aardige jonge man terug die in de zeventiger jaren psychologie (cultuur-)studeerde in Nijmegen (net als ik toen (klinische). Met enige moeite vond ik toch gelijkenis met de huidige foto. Ook dit weer een indrukwekkende en interessante column. Leuk, dat ik deze columns kan lezen!!!

Columns 2012

Columns 2011

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.