Gandhi's nieuwjaarsgroet aan het Joodse volk ter gelegenheid van Rosj Hasjana 1939

Gepubliceerd op: 8 september 2020

De wenskaart, die tachtig jaar geleden werd verzonden op dezelfde dag dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd onlangs in het archief van het Nationale Bibliotheek in Jeruzalem ontdekt.

Gandhi met twee Joodse vertrouwelingen in Zuid-Afrika: Sonja Schlesin en Hermann Kallenbach, 1913

Geschreven door: Zack Rothblit
Vertaald door: Diklah Zohar
Taalredactie: Shirah Lachmann

Op 1 september 1939 vielen de nazi's Polen binnen, begonnen zo de Tweede Wereldoorlog en legden de basis voor de verschrikkingen van de Sjoa.
Op diezelfde dag stuurde Mohandas Karamchand Gandhi - een van de meest invloedrijke figuren van de twintigste eeuw en de vader van het moderne India - een korte maar krachtige nieuwjaarsgroet aan Avraham Shochat, hoofd van de Bombay Zionist Association. De timing van de zegen weerspiegelt hoeveel de vervolging van de Joden door de nazi's destijds de wereldburgers had getroffen. Achteraf bezien was dit ook een huiveringwekkend teken van de nachtmerrie die zou komen.

De tekst van de wenskaart: "Beste Shochat, ik stuur je mijn beste wensen voor je nieuwe jaar. Wat zou ik graag willen dat het nieuwe jaar een tijdperk van vrede zou brengen voor uw lijdende volk. Met vriendelijke groet, MK Gandhi"

De wenskaart werd onthuld als onderdeel van een initiatief van de Nationale Bibliotheek, met de steun van de Van Leer Foundation, om miljoenen items uit de collecties van het archief te beoordelen en te beschrijven, waaronder persoonlijke brieven, foto's, documenten en meer, die toebehoorden aan prominente figuren uit de twintigste eeuw. De kaart verschijnt hier voor het eerst digitaal.
Avraham Shochat was een Indiase Jood uit de Joodse gemeenschap van Bagdad in Bombay. Hij was het hoofd van de Bombay Zionist Association, het hoofd van het Keren Hayesod-kantoor in de stad, en de redacteur van de krant HaMelitz HaYehudi, een nieuwsblad van het Jewish National Fund en de Bombay Zionist Association. Hij geloofde diep in de zionistische zaak en zag het als een exclusieve manier om de diverse Joodse bevolking van Bombay te verenigen, waaronder een oude en gevestigde gemeenschap van Bagdadi's, de Joodse gemeenschap Bnei Yisrael en een lokale gemeenschap van Europese Joden.

De envelop waarin Gandhi's nieuwjaarskaart werd verzonden. Uit de collectie van Avraham Shevdron, Nationale Bibliotheek in Jeruzalem.

Gandhi onthield zich ervan publiekelijk zijn mening te geven over de Arabisch-Joodse kwestie in het mandaatgebied Palestina en over de vervolging van Duitse Joden. Op 26 november 1938 publiceerde hij een artikel in de krant Harijan, waarin hij het satyagraha - geweldloos verzet - ter sprake bracht als een oplossing voor de twee problemen van de Joden.
De Joden in Duitsland adviseerde hij dringend om zich alleen met geweldloze middelen te verzetten tegen het nazisme. "Mijn volledige medeleven gaat uit naar de Joden. Als er een rechtvaardiging kan zijn voor een oorlog in naam van de mensheid en in het belang van de mensheid, dan zal een oorlog in Duitsland volledig gerechtvaardigd zijn om raciale vervolging van een heel ras te voorkomen. Maar ik geloof niet in een oorlog."
Vooraanstaande intellectuelen uit die tijd, onder wie Martin Buber en Yehuda Magnes, hadden scherpe kritiek op het artikel. Ze zagen in Gandhi's opmerkingen de ontkenning van het zionisme en waren van mening dat die, gezien de situatie van het Duitse jodendom, ongewenst waren. In de Joodse krant Hamelits diende Shochat Gandhi van repliek en benadrukte hij het fundamentele verschil tussen de Joden in Europa en de Harijan - de 'onreinen' - in India: de eersten hebben geen thuis. Bovendien beweerde Gandhi dat de Joden hun toevlucht hadden genomen tot geweldloosheid gedurende tweeduizend jaar ballingschap, maar de vervolging tegen hen hield niet op. Joden in India hadden last van Gandhi's andere verklaringen, net als van het gevaar dat voortkwam uit de neutrale positie van het Indiase Nationale Congres inzake de nazi-vervolging, en Shochat probeerde vervolgens de Mahatma te beïnvloeden.
Daartoe riep hij de hulp in van Herman Klenbach, een rijke zionistisch-Joodse architect en timmerman, die Gandhi omschreef als een "geestverwant". In 1910 financierde Klenbach de oprichting van de Tolstoj-boerderij - het Zuid-Afrikaanse model waarmee Gandhi's asjram werd opgericht - waar Gandhi en hij samen woonden, een keuken deelden en ook talloze diepgaande gesprekken voerden over de juiste manier van leven en de zin daarvan. Gandhi schreef eens aan Klenbach: "Jouw portret staat op de open haard in mijn kamer … Zelfs als ik je uit mijn gedachten zou willen bannen, zou het mij niet lukken."

De Tolstoj boerderij in Zuid-Afrika, 1910. Gandhi en Klenbach zitten in het midden van de middelste rij

In maart 1939 werd Shochat dankzij Klenbach toegelaten tot een vierdaagse bijeenkomst in de asjram van Gandhi.
Volgens een brief van Shochat aan Eliyahu Epstein (die zijn naam later zou veranderen in Eliyahu Eilat en de eerste ambassadeur werd van Israël in de Verenigde Staten) was de bijeenkomst teleurstellend, want hoewel Gandhi tot op zekere hoogte de wens van de Joden om terug te keren naar Palestina begreep, benaderde hij Palestina vanuit een islamitisch oogpunt.
Klenbach en Shochat zijn er nooit in geslaagd Gandhi ervan te overtuigen een actieve verdediger van Europese of zionistische Joden te worden, en hij bleef ook standvastig in zijn geloof in de kracht van geweldloosheid en passiviteit om alle problemen op te lossen.
In 1939 en 1940 schreef Gandhi een controversiële reeks brieven aan Adolf Hitler, waarin hij zowel waardering als afkeuring uitsprak: "We twijfelen niet aan uw moed en toewijding aan het land van uw voorouders, en we geloven ook niet dat u een monster bent zoals uw tegenstanders u omschrijven, maar veel van uw uitlatingen en acties zijn monsterlijk en passen niet bij de menselijke waardigheid…."
Kort voordat hij door een huurmoordenaar werd vermoord, noemde Gandhi de Sjoa "de grootste misdaad van onze tijd", maar hij blééf geloven dat "de Joden zich vrijwillig moesten offeren aan het slagersmes. Ze moesten zich vanaf de klif in de zee werpen. Zo zouden ze de sympathie van zowel het Duitse volk als de hele wereld krijgen. Hoe dan ook hebben ze hun miljoenen opgeofferd."

Hartelijk dank aan Rachel Mishrati, een archivaris van de Nationale Bibliotheek, voor haar onschatbare hulp bij het voorbereiden van het artikel.

Dit artikel werd gepubliceerd op 6 oktober 2019. Lees hier het artikel op de site van de Nationale Bibliotheek. Met dank aan Nathan Gabozon voor zijn toestemming om artikelen uit het archief te vertalen en publiceren.

Nieuwsbrief

Volg ons en blijf op de hoogte! Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en wij zorgen dat je niks mist.

Bekijk nieuws overzicht

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.