Jodenkoek
Eindelijk de ware geschiedenis van een geliefde lekkernij!
Gepubliceerd op: 25 februari 2021
Journalist en taalhistoricus Ewoud Sanders vond dat de tijd is gekomen om de herkomst van het woord jodenkoek, een lekkernij die vanaf nu odekoek heet, fatsoenlijk in kaart te brengen.
Aanleiding was het bericht dat het Noord-Hollandse bedrijf Amarant Bakkers, eigenaar van het merk Davelaar, bekendmaakte dat het de naam jodenkoeken schrapt en die koeken in plaats daarvan voortaan odekoeken gaat noemen. “We leven in een tijd waarin gelijkheid en inclusiviteit belangrijke waarden zijn”, meldde het bedrijf. “Daarom past de naam jodenkoek niet meer.”
Deze verbanning kwam niet onverwacht. In 2006 schrapte de Tilburgse fabrikant Van der Breggen het woord negerzoen. En begin 2020 verving de Hema de gebaknaam moorkop voor roomkop. De argumentatie is steeds hetzelfde: de oude naam werd in toenemende mate als politiek incorrect ervaren.
Het Centraal Joods Overleg, de koepel van Joodse organisaties in Nederland, liet weten de naamswijziging te waarderen maar nooit aanstoot te hebben genomen aan de naam jodenkoeken. Zelf ontvang ik echter al zeker een jaar of vijftien klachten uit de Joodse gemeenschap over die merknaam. In 2011 verklaarde fabrikant Davelaar in het Reformatorisch Dagblad dat de naam jodenkoek nooit discriminerend was bedoeld. Kennelijk leefde dit onderwerp ook toen al.
Het vreemde is dat de geschiedenis van het woord jodenkoek nooit goed in kaart is gebracht. Davelaar produceert ze sinds 1883 en in allerlei publicaties wordt dat jaartal als het geboortejaar van deze koek aangemerkt. Wikipedia vermeldt momenteel als vroegste datering 1872 – verwijzend naar een advertentie van een banketbakker.
Lees verder over de geschiedenis van deze minstens tachtig jaar oude brosse koeken op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal.
Ook de Joodse podcast ZoomZitz deed op jonet.nl een duit in het jodenkoekenzakje.