De harde Joden van de koosjer nostra

Gepubliceerd op: 22 april 2021

Hoewel veel minder bekend, stak de Joodse georganiseerde misdaad in de Verenigde Staten de Italiaanse maffia naar de kroon. Sterker nog, het is maar de vraag of zonder legendarische gangsters als Arnold Rothstein en Meyer Lansky de Cosa Nostra ooit zo groot was geworden.

Geschreven door Bart Schut en gepubliceerd in het NIW van 29 maart 2021.

"Arnold Rothstein, bijgenaamd de maharadja onder de gokkers, omdat hij de macht over leven en dood van zijn onderdanen zou hebben, overkwam gisteravond het lot dat hij altijd zo had gevreesd.” Uit het proza van de Daily News van maandag 5 november 1928 spreekt een zekere bewondering voor het slachtoffer. Onder de kop ‘Gokkerprins neergeschoten in mysterie’ vertelt de krant hoe een schuld, opgebouwd na een drie dagen en nachten durende pokermarathon, de koning van de New Yorkse onderwereld fataal werd. Meer dan 300.000 dollar – tegenwoordig al een fortuin – was Rothstein zijn medespelers schuldig. Hij eiste uitstel van betaling en beschuldigde de organisatoren van vals spel, naar later bleek waarschijnlijk terecht.

Zijn crediteuren vergaven het hem niet. Toen na maanden duidelijk werd dat zij geen geld van Rothstein te verwachten hadden, werd de aanslag uitgevoerd in het Park Central Hotel aan 7th Avenue. Tot op de dag van vandaag is niet duidelijk geworden wie de fatale schoten afvuurde, ook omdat Rothstein zelf tijdens zijn dagenlange doodsstrijd de kaken stijf op elkaar hield. Trouw aan zijn eigen regel dat je nooit, nooit, met de politie over ‘zaken’ praat, zou hij op zijn sterfbed tegen de agenten gezegd hebben: “Houden jullie je bij jullie beroep, dan houd ik me bij het mijne.” Het verhaal dat hij op de vraag wie op hem had geschoten ‘Het was mijn moeder’ geantwoord zou hebben, is waarschijnlijk meer op gangsterfolklore dan op feiten gebaseerd.

Rothstein was zeker niet de eerste Joods-Amerikaanse gangster, maar hij was de man die de misdaad in New York en in de hele Verenigde Staten voorgoed zou veranderen. Waar voor zijn tijd veredelde straatbendes de scepter zwaaiden over de onderwereld, ontstond tijdens zijn bewind, en erna onder zijn invloed, een nieuw soort criminaliteit: de georganiseerde misdaad. Hij runde zijn illegale activiteiten als een bedrijf met als belangrijkste inkomstenbronnen illegaal gokken en na de drooglegging, het verbod op het verkopen en nuttigen van alcoholische dranken van 1920 tot 1933, het smokkelen van alcohol. Rothstein verdiende er miljoenen mee en werd de rijkste gangster van de VS.

Zakkenroller of pooier
Niet dat hij het nodig had. Waar bijna alle Joodse gangsters uit de eerste decennia van de twintigste eeuw opgroeiden in New Yorks arme Lower East Side, stamde Rothstein uit een familie uit de Upper East Side – een verschil van dag en nacht – die haar fortuin had gemaakt in de confectie-industrie. Maar Arnold was als kind al gefascineerd geraakt door gokken. Dit maakte hem het zwarte schaap van de familie, maar zijn achtergrond hielp hem zijn criminele imperium professioneler op te zetten dan concurrenten die begonnen als zakkenroller of pooier. Hij had stijl en klasse, iets wat node gemist werd onder de Joodse, Italiaanse en Ierse gangsters die in die tijd de onderwereld van New York beheersten. Rothsteins protegé Charlie ‘Lucky’ Luciano, de latere onbetwiste leider van de Italiaans-Amerikaanse maffia, zei ooit over zijn leermeester: “Hij leerde mij hoe ik mij moest kleden.” Het beeld dat wij nu hebben van gangsters uit die tijd – pak, vest, das en (bol)hoed – komt grotendeels voor rekening van Rothstein.

Niet dat er vóór Arnold Rothstein geen Joodse bendes waren. Elke immigratiegolf naar de VS aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw bracht zijn eigen etnisch-gebonden criminaliteit met zich mee. De Ieren, de Italianen, de Chinezen en natuurlijk ook de Joden. Groepen Joodse misdadigers maakten gebruik van de religieuze en culturele isolatie van immigranten uit hun eigen groep door hen te bestelen en af te persen. Welke Jiddisch sprekende winkelier zou het in zijn hoofd halen naar de Amerikaanse politie te stappen wanneer hij door een mede-Jood bedreigd werd? De politie zou hem niet eens begrijpen of het zou niemand interesseren.

Het is verleidelijk in een soort romantische nostalgie te vervallen wanneer je de gangsterwereld uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw beschrijft, maar er mag niet vergeten worden dat de criminelen uit dit artikel (elke gangster die hier wordt genoemd is Joods tenzij anders vermeld) in de eerste plaats keiharde misdadigers waren, wier slachtoffers ook en vooral straatarme Joodse immigranten waren. Zij persten hen gewetenloos af en bestalen hen, dwongen vrouwen tot prostitutie – op zo’n grote schaal dat een pooier in New York ook door niet-Joden een ‘simcha’ werd genoemd – en verhandelden hen als slaven, brachten heroïne het land in en verkochten die, en draaiden er hun hand niet voor om de trekker over te halen wanneer wie dan ook hen in de weg stond: concurrenten uit het criminele milieu, maar ook debiteuren die niet op tijd konden betalen, toevallige getuigen van hun misdaden en natuurlijk onschuldige voorbijgangers die in het kruisvuur van hun eindeloze bendeoorlogen terechtkwamen.

Welke Jiddisch sprekende winkelier zou het in zijn hoofd halen naar de politie te stappen?

Ku Klux Klan
Het geweld van Joodse bendes als de Eastman Gang of de Lenox Avenue Gang in het pre-Rothsteintijdperk voedde antisemitisme onder etnische groepen die zich als Amerikaans-geboren beschouwden, net zoals de activiteiten van Ierse en Italiaanse bendes de afkeer voor de immigratie van die groepen aanwakkerde. Maar xenofobische ‘geboren Amerikanen’ (die nog geen generatie eerder de echte native Americans, de indianen, van hun land verdreven en uitgemoord hadden) waren doodsbang voor de hordes arme immigranten, die geen Engels spraken en misdaad en ziektes zouden verspreiden. Klinkt bekend? Er lijkt in dat opzicht weinig veranderd in honderd jaar.

Tussen ruwweg 1880 en 1925 kwamen 23 miljoen immigranten de VS binnen en in 1910 was ongeveer 15 procent van de bevolking niet in Amerika geboren, schrijven migratieonderzoekers Richard Alba en Nancy Foner. De wasps (blanke Angelsaksische protestanten) voelden zich in hun dominante sociaaleconomische positie bedreigd door de nieuwkomers en grepen elk excuus aan om immigratie te beperken. Niet voor niets kende de racistische Ku Klux Klan een enorme opleving in de jaren twintig, de organisatie was naast anti-zwart ook anti-katholiek en antisemitisch, waarmee alle immigratiegroepen (Italianen en Joden, maar ook Ieren en Polen) object van haar haat waren.

De mythe van de criminele nieuwkomer speelde hierbij een belangrijke rol, maar was zeker in het geval van de Joden niet op feiten of cijfers gebaseerd. Ja, er was een ‘Joodse criminaliteitsgolf’, zoals Alba en Foner schrijven, in het New York van de jaren twintig: een zesde van alle misdrijven werd gepleegd door Joodse daders, tot groot ongenoegen en schaamte van de leiders van de kille in the Big Apple. Maar het aandeel van Joden op de totale bevolking van de stad lag tussen een kwart en een derde, waardoor zij dus niet over-, maar ondervertegenwoordigd waren in de misdaad.

Elektrische stoel
De eerste Joodse bendes hielden zich vooral bezig met straatroof, prostitutie, illegaal gokken en afpersing, en dat alles zoals gezegd voornamelijk binnen de eigen gemeenschap. Afpersers werden de Jiddische Zwarte Hand genoemd, naar de Siciliaanse methode van de Mano Nera – maar van organisatie was nauwelijks sprake, wat de gangsters er niet van weerhield de meest kleurrijke bijnamen te vergaren. De belangrijkste uit de Joodse onderwereld van New York vóór het tijdperk van Arnold Rothstein was Edward ‘Monk’ Eastman, de leider van de Eastman Gang, die aan het einde van de negentiende en in de eerste jaren van de twintigste eeuw streed om de hegemonie in Manhattans onderwereld met Paul Kelly’s voornamelijk Italiaanse Five Points Gang en de Ierse ‘Yakey Yakes’-bende. Andere beruchte gangsters waren Eastman-bendeleden ‘Big’ Jack Zelig en Max ‘Kid Twist’ Zweifach, en leden van de Lenox Avenue Gang, een afsplitsing van de Eastmans. De Lenox Avenue-bende vond collectief haar einde nadat zij werd ingehuurd door een New Yorkse politieofficier om gokker Herman Rosenthal uit de weg te ruimen. Bendeleiders Harry ‘Gyp the Blood’ Horowitz, Jacob ‘Whitey Lewis’ Seidenschner, ‘Lefty’ Louis Rosenberg en Francesco Cirofisi (ook toen al liep de loyaliteit van gangsters niet strikt langs etnische scheidslijnen) eindigden alle vier op de elektrische stoel van de Sing Sing-gevangenis, net als opdrachtgever luitenant Charles Becker.

De drooglegging veranderde alles en Arnold Rothstein was de juiste man op de juiste plaats. De illegale alcohol was niet aan te slepen voor de dorstige Amerikanen: whisky van over de Canadese grens, moonshine uit de bergen van West-Virginia en de heuvels van Kentucky, bier en cognac uit Europa – de smokkelmarkt was enorm en Rothstein pikte met zijn organisatietalent een flink stuk van de taart mee. Toch behield hij altijd zijn gokkershart, al zou het hem fataal worden. En wat was beter dan gokken? Wedden als de uitslag van tevoren vaststond. Rothstein manipuleerde paardenraces en sportwedstrijden in het hele land. Het was niet meer dan logisch dat zijn naam onmiddellijk werd genoemd toen het grootste sportschandaal uit de Amerikaanse geschiedenis in de openbaarheid kwam.

Wat was beter dan gokken? Wedden als de uitslag van tevoren vaststond

De honkbalploeg Chicago White Sox had in 1919 de World Series (de finale om het Amerikaanse kampioenschap) opzettelijk verloren en bepaalde gokkers hadden daar een fortuin aan verdiend. Voor altijd zou de ploeg onder leiding van de legendarische ‘Shoeless’ Joe Jackson herinnerd worden als de Black Sox. Rothstein was een van de grootverdieners aan het schandaal, hij zou er het toen fabelachtige bedrag van 350.000 dollar aan hebben overgehouden, maar tijdens de rechtszaak hield hij bij hoog en laag zijn onschuld vol. Als hij het brein – zijn bijnaam in de onderwereld – achter de zaak was geweest, zou Rothstein waarschijnlijk nog veel meer verdiend hebben. Een andere Joodse gokker, oud-bokser Abraham Atell, zat vermoedelijk achter het schandaal, waarbij hij mogelijk Rothsteins naam had gebruikt om de White Sox-spelers onder druk te zetten. Toch zal in het Amerikaanse collectieve geheugen Arnold Rothstein altijd de man blijven die ‘de World Series kocht’, vooral omdat schrijver F. Scott Fitzgerald in The Great Gatsby zijn personage Meyer Wolfsheim, in het boek het meesterbrein achter het Black Sox-schandaal, op Rothstein baseerde.

Baas der bazen
De natuur verafschuwt een vacuüm, nergens doet dit gezegde meer opgeld dan in de misdaad. Met Rothsteins dood begon de tijd van de Italiaans-Joodse samenwerking, maar daarvoor moest wel eerst de ouderwetse Siciliaanse maffiabaas, capo di tutti capi (baas der bazen) Salvatore Maranzano uit de weg geruimd worden. Als tiener was Rothstein-protegé Charles ‘Lucky’ Luciano bevriend geraakt met de Joodse straatcrimineel Meyer Lansky. De twee hadden grote plannen. Luciano vond de oude garde van Sicilianen hopeloos ouderwets. Samen met de in 1902 in Grodno (tegenwoordig in Wit-Rusland) geboren Lansky had hij een visie van de onderwereld zoals Rothstein die voor ogen had gehad. Gerund als een bedrijf, met samenwerking tussen verschillende etnische groepen en zonder dat "de ene kerel de ander vermoordt omdat hij uit het verkeerde dorp op Sicilië komt."

Maranzano moest weg, maar werd, zoals het de baas der bazen betaamt, goed beschermd. Een aanslag door Italiaanse huurmoordenaars zou hij zien aankomen, dus klopte Lansky aan bij zijn jeugdvriend uit de straten van de Lower East Side Benjamin Siegel, bijgenaamd ‘Bugsy’. Siegel, Samuel ‘Red’ Levine en twee andere (waarschijnlijk) Joodse gangsters deden zich voor als rechercheurs van de belastingdienst en deden een inval in Maranzano’s kantoor. De Italianen kenden de Joden niet en vermoedden niet dat het om een aanslag ging, een fout die de capo di tutti capi met de dood moest bekopen. Het tijdperk van Luciano en Lansky was begonnen.

In plaats van ook hem uit de weg te ruimen verraadden Lansky en Luciano hem aan justitie; in 1933 werd Gordon veroordeeld voor belastingfraude, hij zou in 1954 in de gevangenis op Alcatraz sterven.

Murder, Inc.
Het was rond deze tijd dat de Joodse onderwereld de bijnaam kosher nostra verwierf, een woordgrap gebaseerd op de naam van de Italiaans-Amerikaanse maffia, de Cosa Nostra (‘onze zaak’). Ook werd zij wel Undzer shtik genoemd, wat hetzelfde betekent in het Jiddisch. Binnen de samenwerking met de Italianen waren het opvallend genoeg vaak de Joden die het vuilste werk opknapten. De maffiafamilies werden ondersteund door een bende huurmoordenaars, bekend als Murder, Inc., in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw goed voor honderden moorden. Murder, Inc. werd geleid door Louis ‘Lepke’ Buchalter, die er de twijfelachtige eer op nahoudt de enige Amerikaanse maffiabaas te zijn die wegens moord veroordeeld en geëxecuteerd werd. Hij eindigde op dezelfde elektrische stoel in Sing Sing als zijn voorgangers van de Lenox Avenue Gang dertig jaar eerder.

Naast Waxey Gordon was New Yorker ‘Dutch Schultz’, geboren als Arthur Flegenheimer, een andere gangster die zich weinig aantrok van de nieuwe gezagsverhoudingen. Toen dezelfde aanklager Gordon achter de tralies had gebracht, zijn pijlen op ‘Schultz’ (die ondanks zijn bijnaam niet van Nederlandse afkomst was) richtte, besloot deze hem te vermoorden. Voor een aanslag op een hoge regeringsfunctionaris was echter toestemming nodig van de ‘Commissie’, het overlegorgaan van de belangrijkste maffiabazen. Toen die toestemming uitbleef, besloot de woedende Flegenheimer niet af te wachten en de aanklager toch uit de weg te ruimen. De Commissie was hem een stap voor; bang als zij was voor de overheidsreactie die onvermijdelijk op de moord van een openbare aanklager zou volgen, stuurde zij Murder, Inc. op ‘Schultz’ af. Het werd een waar Joods bloedbad. Charles Workman en Emanuel Weiss openden op 23 oktober 1935 het vuur in Dutch Schultz’ hoofdkwartier in Newark, New Jersey. Niet alleen Flegenheimer zelf werd gedood, ook zijn accountant Otto Berman, lijfwacht Bernard Rosenkrantz en tweede man Abe Landau overleefden de aanslag niet. De boodschap was duidelijk: Luciano en Lansky’s woord was wet; wie zich niet aan de regels hield, moest daar de hoogste prijs voor betalen.

Las Vegas
De Joodse onderwereld was niet alleen in New York dominant. In Detroit was Abe Bernsteins ‘Paarse bende’ tijdens de drooglegging invloedrijker én gevreesder dan de Italiaanse maffia. In Minneapolis voerde Isadore Blumenfeld, beter bekend als ‘Kid Cann’ een waar schrikbewind, waarbij hij er zijn hand niet voor omdraaide journalisten die over zijn criminele activiteiten schreven te vermoorden. Blumenfeld, die zijn naam Amerikaniseerde naar Bloom, is tot op de dag van vandaag de beruchtste misdadiger uit de geschiedenis van de staat Minnesota. Charles ‘King’ Solomon was als onderwereldbaas in Boston lid van de ‘Grote zeven’, een soort geschillencommissie voor de hele Amerikaanse oostkust voor gangsters die in elkaars vaarwater waren gekomen. Abner ‘Longie’ Zwillman werd de ‘Al Capone van New Jersey’ genoemd en Alex ‘Shondor’ Birns(tein) was decennialang Clevelands public enemy no. 1.

In de jaren veertig werd Las Vegas het mekka van de Joodse onderwereld. Al sinds Rothstein hadden Joodse gangsters zich gespecialiseerd in de illegale gokindustrie, maar in de staat Nevada waren casino’s volkomen legaal. Een sector waarin zo veel geld omging, het witwassen van criminele inkomsten zo gemakkelijk was en de belasting zo eenvoudig ontdoken kon worden, werkte als een magneet op de maffialeden – de Joodse voorop. De bekendste en beruchtste onder hen was Benjamin ‘Bugsy’ Siegel, jeugdvriend van Meyer Lansky en verantwoordelijk voor de moord op Salvatore Maranzano in 1931. In 1939 was Bugsy vrijgesproken voor de moord op medegangster en jeugdvriend Harry Greenberg, al twijfelde niemand aan zijn schuld. Siegel was gevreesd, al voor de moord op Greenberg stond hij bekend als uiterst gewelddadig, gewetenloos en verantwoordelijk voor tientallen moorden. Daarbij speelde etniciteit geen rol, onder Siegels slachtoffers waren Ieren, Italianen en vooral Joden.

Op 20 juni 1947 werd hij door het raam van zijn villa in Beverly Hills in het hoofd geschoten. Lansky had ingestemd met de moord.

Lees het vervolg van De harde Joden van de koosjer nostra online verder op de website van het NIW.

Dit artikel verscheen eerder in *NIW 11, 5779/ 2018.*

Item in samenwerking met NIW.
Logo samenwerking 'NIW'

Nieuwsbrief

Volg ons en blijf op de hoogte! Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en wij zorgen dat je niks mist.