Alle zes Zomerschrijvers bij elkaar
Gepubliceerd op: 27 augustus 2020
Journalist en schrijver Femmetje de Wind koos zes bekende en minder bekende Nederlandse schrijvers en legde hen de vraag voor hoe zij zich verhouden tot hun Joodse achtergrond en hoe die achtergrond tot uiting komt in hun literaire werk.
Er was veel belangstelling voor de gesprekken, en ook de reacties waren zeer positief.
De interviews vonden plaats in het hart van de coronacrisis - Zoom bleek voor de gesprekspartners een geweldig medium om op afstand toch heel dicht bij elkaar te komen. Je kunt de gesprekken terugkijken én teruglezen: alle teksten zijn ook in uitgeschreven vorm op onze website te vinden.
- Arnon Grunberg deed zijn lange interview 'Zeven dagen Grunberg' per e-mail en in drie delen. Deel 1 was op 5 juni: "Ik denk dat men moet leren spelen met het trauma. Ik kan je leren spelen", het vervolg op 12 juni: "Als liefde stopt is die dan mislukt? Dus alleen liefde tot het graf is gelukte liefde?" en het slot op 19 juni: "Is dit interview een poging tot therapie van jou? Zoek je mij als therapeut?"
- Maurits de Bruijn (Ook mijn Holocaust) kwam aan het woord op 26 juni: "Ik ben veel moediger als schrijver dan als zoon."
- Robert Vuijsje (Alleen maar nette mensen, Salomons oordeel) stelde op 10 juli: "Joden horen eigenlijk nergens bij."
- Judith Fanto, schrijfster van de roman Viktor, ontdekte voor zichzelf: "Het is belangrijk om écht helemaal te weten waar je vandaan komt" en vertelde daarover op 24 juli.
- Marcel Möring (Amen, Eden) sprak op 7 augustus over gemis, familie, rouw en de betekenis van thuis: "Ik ben tot het abstracte inzicht gekomen dat ik wel recht heb op liefde."
- Nachoem Wijnberg (Afscheidswedstrijd, Om mee te geven aan een engel) sloot op 21 augustus de serie af met zijn visie op zijn dichterschap en over hoe het jodendom doorklinkt in zijn werk: “Wat een Jood is, bepaal ik wel.”
Op onze website hebben we alle Zomerschrijvers 2020 bij elkaar gezet.