Backyard Exiles

The poisoned pill of Jewish identity in the work of five authors from Fascist Italy

Gepubliceerd op: 11 maart 2021

Deze week geen Engels boek maar een indrukwekkend artikel uit Tablet Magazine van 5 maart 2021 over vijf Italiaanse schrijvers en hun Joodse identiteit ter tijde van Mussolini en het fascisme.

De woorden van Elsa Morante (1912-1985), schrijfster van History: A Novel (1974) (in 1982 in het Nederland verschenen als De geschiedenis), zijn een binnenkomer van je welste: "Ik moet Mussolini dankbaar zijn, want door hem ben ik me gaan realiseren dat ik een Jood ben." Ze overleefde zowel de periode van het fascisme (1922-1943) als de bezetting van Rome door de nazi’s (1943-1944). Natalia Ginzburg (1916-1991) zei hetzelfde: "Mijn Joodse identiteit werd uitermate belangrijk voor me vanaf het moment dat de vervolging van de Joden begon. Toen werd ik me bewust van mijn Joodse zelf."

Fredric Brandfon, de schrijver van Backyard Exiles. The Poisoned Pill of Jewish Identity in the Work of Five Authors from Fascist Italy, merkt op dat er sprake is van een aanzienlijk probleem als je Mussolini nodig hebt om je Joods-zijn te ontdekken.
De generatie Italiaanse Joden vóór Mussolini had haar Joodse identiteit geheel of gedeeltelijk ingeruild voor wat een veilige plek leek in de moderne liberaal-democratische staat. Maar dat zou een bijzonder slechte deal blijken te zijn.

Na de Tweede Wereldoorlog schreven Silvano Arieti (1914-1981), Giorgio Bassani (1916-2000), Carlo Levi (1902-1975) en de eerdergenoemde Natalia Ginzburg en Elsa Morante over de beproevingen waar ze door hun Joodse identiteit mee te maken kregen tussen 1922, het jaar waarin Mussolini de macht greep, en 1945, toen het fascisme en het nazisme verslagen waren.
Deze vijf schrijvers en de personages die ze creëerden, bezaten de Joodse identiteit, al was die bij de een vrijwel volledig afwezig en bij een ander allesoverheersend aanwezig. Toch was Joods zijn iets waaraan geen van hen kon ontsnappen.

De mate van Jodenvervolging in de jaren dertig en veertig werd vaak afgemeten aan de moeite die het kostte om weerstand te bieden aan de niet-Joodse definitie van Joods-zijn: die varieerde van vernederend tot ronduit dodelijk.
Een van de lessen die we leren van dit vijftal schrijvers is dat het zelfbewustzijn van een Jood er vaak vooral van afhing hoe hij of zij door niet-Joden - meestal rooms-katholieken - werd gezien. In die wereld werden ook kinderen uit gemengde huwelijken, zoals Morante en Ginzburg, gedefinieerd als Joods, zelfs als ze gedoopt waren.
Levi had zich nooit als Jood kenbaar gemaakt, ondanks zijn naam, maar toch ging hij in 1935 in ballingschap en leefde hij in 1943-1944 net als andere Joden in onderduik, in zijn geval in een éénkamer appartementje in Florence om aan de nazibeulen te ontsnappen.
Bassani maakte er geen geheim van dat hij Joods was, maar zijn romanpersonages zijn ofwel katholiek getrouwd of zoeken uit alle macht naar een ingang in de niet-Joodse wereld.
Van alle genoemde schrijvers en hun personages is alleen Giuseppe Pardo, hoofdfiguur in The Parnas: A Scene from the Holocaust (1944) intens vroom Joods. Het geloof bood hem troost tot hij door de nazi’s werd vermoord.

Laveren langs de scheidslijn tussen Joods en christelijk was in elke westerse maatschappij al pijnlijk en verwarrend, in het fascistische Italië was het van een existentieel dilemma uitgegroeid tot een zaak van leven en dood. Mussolini was er niet op uit om de Joden te vermoorden, maar hij had zich wel ten doel gesteld zoveel mogelijk Joden uit Italië te verwijderen - het waren er slechts 46.000 - en wie niet weg kon zo hardhandig mogelijk buiten de maatschappij te plaatsen.
Om dat te bereiken bedacht het fascistische bewind de confino di polizia, anders gezegd: ‘binnenlandse ballingschap’. Joden en andere burgers die werden beschouwd als staatsgevaarlijk - 15.000 mensen, onder wie ook niet-Joden -, werden tussen 1926 en 1943 binnen de landsgrenzen van Italië verbannen naar kleine dorpen in het zuiden van het land en naar Italiaanse eilanden in de Middellandse Zee. Deze ‘binnenlandse ballingschap’ betekende leven zonder familie, vrienden en boeken, ook al was er wel eten, drinken en onderdak, maar zekerheid ontbrak.

Ten tijde van de instelling van de confino waren de Joden totaal geassimileerd, bekleedden belangrijke posities in de regering, het zakenleven, het leger en in het hoger onderwijs. Ze beschouwden zichzelf net zo Italiaans als iedereen om hen heen. Maar die vanzelfsprekendheid van de Joden in de Italiaanse maatschappij was precies wat Mussolini verafschuwde. In fascistische literatuur werden Joden afgeschilderd als besmettelijke indringers die zich voor het oog van de wereld verborgen in katholieke gezinnen en Italiaanse instellingen.

Fascistische propaganda maakte van Joden een al lang bestaande, langzaam groeiende parasiet in een inschikkelijke gastheer. Wat Joden beschouwden als bijdragen aan Italië werd door de fascisten gezien als stiekeme toe-eigening van het nationale erfgoed. De confino en de racismewetten van 1938, die Joden identificeerden als niet-Arisch en hen beroofden van hun burgerrechten, werden ingezet om die toestand te corrigeren.

Het wekt geen verbazing dat het tegelijkertijd Italiaan en Jood zijn dat door de fascistische politiek werd benoemd en benadrukt, en waarmee de droom om een goedburgerlijk of zelfs christelijk bestaan te leiden de Joden werd ontzegd, hen diep raakte.
Het openlijke conflict tussen fascistisch antisemitisme en de identificatie van de Joodse gemeenschap met Italië werd voor vele individuele Joden een innerlijk conflict.
Dat verdeelde Italiaans-Joodse zelfgevoel manifesteert zich zowel in de hierboven genoemde schrijvers als in hun personages. Half Joods en half katholiek zijn was voor sommigen van hen letterlijk een persoonlijke ervaring, maar in bredere zin de ervaring van alle Joden onder het Italiaanse fascisme. Elke Jood stond met één been een de ene kant en met het andere aan de andere kant van de Joods-Italiaanse scheidslijn, ongeacht of ze praktiserend Joods waren of geassimileerd.

Elk van de vijf schrijvers bezag zijn of haar benarde positie door de lens van ballingschap, en hoe zij hun ballingschap beschrijven weerspiegelt de gespletenheid van hun Joods-Italiaanse zelf. Ze worstelden om de verwrongen relatie tussen het verlangen om Joods-zijn onzichtbaar te maken en het verlangen van de regering om de Joden te laten verdwijnen af te bakenen.

In het vervolg van het artikel, daar waar de tekst verder gaat met "Along with her husband, Leone, and their three children, Natalia Ginzburg, was ordered into internal exile in the small village of Pizzoli in the Abruzzi, a region east of Rome", beschrijft Fredric Brandfon die worsteling in detail en behandelt hij de boeken waarin die duidelijk naar voren komt.

Nieuwsbrief

Volg ons en blijf op de hoogte! Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en wij zorgen dat je niks mist.