Amotz Asa-El: De Joodse mars der dwaasheid II

De proloog bij De Joodse mars der dwaasheid van Amotz Asa-El in vertaling - deel II

Gepubliceerd op: 10 september 2021

Het jaaropeningsevenement van het cursusjaar 2021-2022, dinsdag 12 oktober, is een interview met Amotz Asa-El, hoofdcommentator van de Jerusalem Post en auteur van de bestseller The Jewish March of Folly. Van de auteur heeft Crescas toestemming gekregen om de inleiding in het Nederlands te vertalen.
Vanwege de lengte plaatsen we de tekst in vier delen. Vandaag in de nieuwsbrief deel II. Lees je liever van papier? De vertaling is ook als PDF te downloaden.

De verhalen over de burgeroorlogen van onze voorouders zijn dan ook heel aannemelijk, ondanks de onwaarschijnlijke aantallen die erin worden genoemd. Sterker nog, uit de duistere hoeken van het Israëlische narratief, waarop we zullen ingaan in de eerste delen van onze tocht, komt naar voren dat burgeroorlogen in het oude Israël een alledaags verschijnsel waren; dat de perioden waarin onze voorouders erin slaagden zich tot een volk te verenigen en een functionerende staat op te zetten kort, geïsoleerd en vol interne spanningen waren; dat scheuring voor delen van de Israëlische elite niet alleen een aanvaardbaar maar ook een gewenst politiek alternatief was.
Wat u zult concluderen na onze tocht weet ik niet. Maar zelf ben ik tot de slotsom gekomen dat de factiestrijd en het anarchisme van het oude Israël hebben geleid tot nationale zelfmoord. Zonder de honderden jaren van suïcidaal politiek gedrag hadden onze Israëlische voorouders niet tien van hun twaalf stammen verloren, een gebeurtenis die zich vanuit ons gezichtspunt aftekent als een sjoa, hoe problematisch die term ook is. Zonder hun toewijding aan onderlinge factiestrijd hadden onze voorouders misschien niet hun land verloren en was het volk dat opstond uit de puinhopen van het oude Israël – het Joodse volk – niet gedoemd geweest tot de rampen die het te wachten stond in den vreemde.

Toch zijn de Israëlische burgeroorlogen in vergetelheid geraakt, om drie redenen. In de eerste plaats heeft het oude Israël geen historicus voortgebracht als Thucydides, die in De geschiedenis van de Peloponnesische oorlog het conflict tussen Athene en Sparta beschreef, noch als Julius Caesar, die in Commentarii de bello civili (Burgeroorlog) verslag deed van de intercontinentale strijd tussen hemzelf en Pompeius om de macht in Rome.
Zulke systematische en uitgebreide geschiedschrijving zou pas worden bedreven door de opvolgers van het oude Israël, de Joden, en met name door Flavius Josephus, die we zullen tegenkomen in het tweede deel van onze tocht.
In de tweede plaats hebben de Joods-religieuze traditie, het zionistische ethos en de moderne Joodse geschiedschrijving het accent gelegd op de korte perioden van eenheid onder onze voorouders; wat eraan voorafging en wat erop volgde, is zodoende ondergesneeuwd geraakt. En in de derde plaats lijdt het narratief dat het oude Israël ons wél heeft nagelaten soms aan een gebrekkig gevoel voor beschrijving, gaten in de verslaglegging en ideologische partijdigheid.

De schrijvers van de Hebreeuwse Bijbel – of misschien de redacteurs ervan – hebben ons bijvoorbeeld geen bijzonderheden overgeleverd over de aarzelende contacten, stormachtige discussies en ceremoniële gestes die er ongetwijfeld zijn geweest rond een drama als het koninklijk bezoek van Josafat aan Achab na generaties van vijandschap, scheuring en geweld tussen de koninkrijken Juda en Israël. Ook heeft iemand het beter gevonden dat we niets zouden vernemen over de opwinding, hoop en kleur waarmee het huwelijk van hun kinderen waarschijnlijk gepaard is gegaan.
Dezelfde schrijvers of redacteurs achten het ook onjuist om voor ons de scheidingsbarrière te beschrijven die in een zeker stadium tussen de koninkrijken Juda en Israël werd opgericht, al is er wel enig licht op geworpen dankzij een latere, terloopse vermelding door Jeremia.
Ernstiger is dat het Israëlische narratief ons niets heeft verteld over het gevoel van verraad dat in de stam Dan opstak toen die werd verdrongen uit het Sjfela-laagland, en zelfs niets over de ongetwijfeld hoog opgelopen spanningen onder de Danieten toen hun stamgenoot Sjimsjon door Judeeërs werd uitgeleverd aan de Filistijnen. Om nog maar te zwijgen over de wraaklust die de Danieten overspoeld moet hebben toen koning Asa van Juda de koning van Aram ertoe aanzette met zijn legers op te rukken tegen de Danische steden.

Niet alleen beschrijvingen zoals van de scheidingsbarrière en gevoelens zoals de woede van de Danieten zijn voor ons verborgen gehouden, maar ook oprichtingsprotocollen, zoals de stukken van de constitutionele conventie die bijeenkwam in het huis van Samuël, waarvan we slechts een eenzijdig, fragmentarisch verslag in telegramstijl hebben gekregen. Zelfs epische gebeurtenissen zijn ons onthouden door de Hebreeuwse Bijbel, zoals de enorme veldslag die in de tijd van de profeet Elia plaatsvond aan de rand van hedendaags Turkije, met een twaalftal deelnemende legers; alleen uit archeologische vondsten leren we dat er een hoofdrol was weggelegd voor koning Achab en zijn strijdmacht.
Zulke feilen kenmerken alle kronieken van vóór de opkomst van de systematische historiografie, en uiteraard kunnen we schrijvers die in de eigentijdse omstandigheden terugblikten naar het verleden geen verwijten maken. Maar deze rechtvaardiging ontslaat ons niet van de plicht om met diverse bronnen die we zullen tegenkomen even argwanend om te gaan als een nieuwsredacteur met een persbericht van een pr-bureau. We zullen op zoek gaan naar achterliggende neigingen, belangen, ideeën en spanningen en naar de landschappen waarin onze voorouders uittrokken op hun mars der dwaasheid. En zo zullen we erachter komen dat de vervreemding, de tweespalt en het interne geweld niet alleen een alledaags verschijnsel waren, maar ook een vormende ervaring in de geschiedenis van het oude Israël.

Deel III verschijnt op zondag 26 september* en deel IV op **vrijdag 1 oktober.
Deel I verscheen in de nieuwsbrief van vrijdag 3 september.

Alle delen van de proloog zijn na verschijnen als PDF te downloaden.

Amotz Asa El Deel 2
Item in samenwerking met Maror.

Stichting Collectieve Maror-gelden Nederland (Maror) beheert de Maror-gelden van private partijen (banken, beurs, verzekeraars) die bestemd zijn voor collectieve doelen binnen de Joodse gemeenschap in Nederland en verstrekt daaruit subsidies.



meer informatie: maror.nl
Logo samenwerking 'Maror'

Nieuwsbrief

Volg ons en blijf op de hoogte! Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en wij zorgen dat je niks mist.