Toen generaal Allenby het Loofhuttenfeest redde

Soekot moest en zou volgens de tradities worden gevierd, mét mirte

Gepubliceerd op: 8 oktober 2022

Terwijl de Eerste Wereldoorlog nog in volle gang was, sloegen Chaim Weizmann en generaal Edmund Allenby, twee Joden op leeftijd, de handen ineen om ervoor te zorgen dat de feestdag naar behoren kon worden gevierd …

Chaim Weizmann wachtte geduldig op de enige trein die hem die dag naar Caïro kon brengen. Naarmate de vertrektijd dichterbij kwam, naderden ook twee schijnbaar stokoude mannen. Weizmann schatte hun gezamenlijke leeftijd op 180 jaar.

De zionistische leider was naar het Erets Jisraeel gekomen als hoofd van de Zionistische Commissie - een delegatie van prominenten die tot taak had de eerste fundamenten te leggen voor een Joodse staat na de Balfour Declaration van de Britse regering in de herfst daarvoor.

De Eerste Wereldoorlog woedde nog steeds en de commissie, die later het Jewish Agency zou worden, werd geconfronteerd met een groot aantal problemen. De heterogene groep, met leden uit verschillende landen en ideologische overtuigingen, werd geplaagd door interne verdeeldheid. De rol en het gezag van de commissie waren nogal vaag en de lokale Britse legerleiding was, ondanks de officiële steun van Londen, verre van ondersteunend. Armoede en ziekte tierden welig en de interne politiek van de kleine plaatselijke Joodse gemeenschap moest worden aangepakt, evenals de zorgen en het verzet van de plaatselijke Arabische bevolking die de commissie in een productieve dialoog trachtte te betrekken.

Aan al deze en tal van andere kwesties dacht Chaim Weizmann op die dag in september 1918 toen de oude mannen hem benaderden.

In zijn autobiografie, Trial and Error, herinnert Weizmann zich hoe, naast de leeftijd van de mannen, het hem onmiddellijk opviel dat hij geen van beiden herkende: "Tegen die tijd had ik de indruk dat ik elke man, vrouw en kind in de Joodse gemeenschap van vijftigduizend had ontmoet, de meesten van hen zelfs meerdere malen."

Ze keken aandachtig naar Weizmann en zijn bagage. "Maar u gaat toch niet echt weg? U kunt nog niet gaan. Er moeten hier nog enkele belangrijke zaken worden geregeld."

De briljante wetenschapper en staatsman wist heel goed dat er in feite nog veel belangrijke zaken moesten worden geregeld - sommige daarvan zouden nog tientallen jaren onopgelost blijven.

Toch waren dat niet de zaken waarover ze met Weizmann kwamen praten, hoewel armoede, ziekte en conflicten de mannen inderdaad zorgen baarden.
"Weet u niet dat het Loofhuttenfeest (Soekot) voor de deur staat, en we hebben geen mirte", zeiden ze, verwijzend naar een van de Vier Soorten die nodig zijn om de feestdag volgens de Joodse wet correct te vieren.

"Hoewel ik wist van het tekort aan mirte was het me op de een of andere manier ontgaan en was het niet bij me opgekomen om deze specifieke taak op te nemen bij de vele taken van de Zionistische Commissie die midden in een bloedige oorlog moest opereren", herinnerde Weizmann zich in zijn memoires.

Weizmann antwoordde onverstoorbaar: "Je kunt toch wel mirtetakken uit Egypte halen?", woorden die de oude mannen overduidelijk pijn deden: "… we moeten mirtetakken hebben van de beste kwaliteit. Die komen uit Triëst. Generaal Allenby zal vast en zeker bereid zijn instructies naar Triëst te sturen voor de verzending van mirte; het betreft hier immers een zaak van het hoogste religieuze belang."

Weizmann legde uit dat de wereld in oorlog was en dat Triëst in vijandelijk gebied lag.
"Maar dit is een puur religieuze kwestie", antwoordde een van de mannen, "een kwestie van vrede. De mirte is immers het symbool van de vrede …"

Toen de vertrektijd van zijn trein naderde, probeerde Weizmann, altijd de visionaire pragmaticus, de twee mannen ervan te overtuigen dat ze het gewoon moesten doen met de inferieure Egyptische mirte. Hoewel ze kennelijk niet op de hoogte waren van de geopolitieke realiteit van een wereldoorlog, bleken de oude mannen wel iets te weten over invoerbeperkingen en ze wezen Chaim Weizmann er op dat mirtetakken niet uit Egypte konden worden meegenomen omdat er een quarantaine van kracht was en de Britse autoriteiten de invoer van planten uit Egypte naar Palestina hadden verboden.

Weizmann, die enigszins verbijsterd was en dreigde zijn trein te missen, beloofde de mannen dat hij al het mogelijke zou doen om op tijd voor Soekot een voorraad mirtetakken te bemachtigen, al had hij geen idee hoe hij dat zou moeten aanpakken.

"Ik reisde naar Egypte, oprecht bezorgd over de kwestie van de mirtetakken en de quarantaine en nog meer bezorgd over de verantwoordelijkheid voor enkele duizenden mensen die, zoals deze twee oude heren, in een eigen wereld leven die zo ver van de onze verwijderd is dat zij voor ons even onwerkelijk lijkt als de oorlog voor hen. Tegen de tijd dat ik in de trein in slaap viel, wist ik niet meer zeker wat echt was, de oorlog of het Loofhuttenfeest."

De ontelbare andere zaken die op het spel stonden en de ontmoetingen in Caïro maakten dat de belofte over de mirtetakken uit Chaim Weizmanns gedachten dreigden te verdwijnen. Maar vlak voordat zijn boot vertrok en hij afscheid nam van generaal Allenby, riep de legendarische bevrijder van Jeruzalem (niet Triëst) uit:
"Trouwens, over die mirtetakken! Weet je, het is een belangrijke zaak: het staat allemaal in de Bijbel, ik las het gisteravond in het boek Nechemia. Welnu, u zult blij zijn te horen dat we de quarantaine hebben opgeheven. Een zending mirtetakken zal op tijd in Palestina zijn voor het Loofhuttenfeest!"

Dit artikel verscheen in het kader van Gesher L'Europa, een initiatief van de Nationale Bibliotheek van Israël om in contact te komen met personen, instellingen en gemeenschappen in heel Europa en daarbuiten, door middel van storytelling, het delen van kennis en maatschappelijke betrokkenheid.

Vertaling: Raya Lichansky

Nieuwsbrief

Volg ons en blijf op de hoogte! Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en wij zorgen dat je niks mist.