Migranten in Oost-Londen (1)

Harrie Teunissen

vrijdag 11 november 2011

Sinds Menasseh Ben Israel in 1655 de Engelse landvoogd Cromwell overhaalde het vestigingsverbod op te heffen, wonen er weer openlijk Joden in Londen. In 1695 zijn het er 800, vooral Sefardiem. In 1830 heeft Engeland 20.000 Joden, waarvan 18.000 Asjkenaziem. Na 1880 neemt de migratie van Joden uit Centraal-Europa massale vormen aan. Het overgrote deel gaat via Engeland naar de Verenigde Staten en de Britse koloniën, maar tot 1911 vestigen zich ook ruim honderdduizend Joden uit Polen en West-Rusland blijvend in het Verenigd Koninkrijk. De moorddadige maar kortstondige pogroms in het tsarenrijk zijn niet de belangrijkste oorzaak van deze ongekende Joodse volksverhuizing. Het toenemende geboorteoverschot in getto’s en sjtetls creëert voortdurende spanningen. En marginalisering van Joodse ambachtslieden en kleinhandelaren door de opkomende industrie en de internationale handel leidt tot verdere armoede. Door de relatieve openheid van grenzen en gemeenschappen in het Westen en dankzij het nieuwe massatransport per trein en stoomschip beproeven grote aantallen Joodse vluchtelingen daar hun geluk. Begin twintigste eeuw heeft geen stad behalve New York en Chicago meer Joodse immigranten uit Centraal Europa dan London. De totale Joodse bevolking van Londen in het jaar 1900 wordt geschat op 110.000. Hiervan wonen er 100.000 aan de Oostkant en daarvan zijn er 60.000 in het buitenland geboren.

De problematiek van eerste generatie Joodse migranten in Engeland is dus bij uitstek af te lezen aan hun lotgevallen in East End. Feiten en discussies daarover staan in het boek: The Jew in London (Londen 1900) met een sociologische studie van Charles Russell en een commentaar van Harry Samuel Lewis die de sociaaleconomische hoofdstukken prijst maar Russell’s pleidooi voor assimilatie kritiseert. Het boek bevat ook een gedetailleerde kaart van Geo Arkell waarop het aandeel van de Joden op de totale bevolking van Oost-Londen staat aangegeven.

Deze kaart is gebaseerd op gegevens van de Londense Scholenraad uit 1899 over alle schoolgaande kinderen tot 14 jaar. Bij het bepalen of hun gezinnen Joods zijn, is niet alleen gelet op namen en herkomst, maar ook of men sjabbat en Joodse feestdagen houdt. Er is rekening mee gehouden dat gezinnen van Joodse migranten gemiddeld groter zijn dan Engelse. Kinderloze gezinnen en pensions voor ongehuwde arbeiders en werklozen zijn verdisconteerd. Op de kaart is per straat of huizenblok het percentage Joden aangegeven, van minder dan 5% tot meer dan 95%. Hoe blauwer hoe meer Joden er wonen, hoe roder hoe kleiner het aandeel van de Joden. Overigens zijn ziekenhuizen, scholen en overheidsinstanties, werkplaatsen, fabrieken en depots, kerken en synagogen niet gekleurd.

In een aantal delen van Oost-Londen zijn grenzen tussen Joden en niet-Joden bijzonder scherp. Zo worden in Spitalfields (midden links) en in St. George’s East (midden onder) de donkerrode woonblokken en straten grotendeels bewoond door Engelse en Ierse vrachtrijders, dagloners en dokwerkers die met Joden niets van doen willen hebben. Ingegooide ruiten en dagelijkse pesterijen ‘overtuigen’ de Joden die er willen wonen dat zij hier niets te zoeken hebben. Diverse blokken zijn bovendien door eigenaren van bedrijven gereserveerd voor hun arbeiders. In de brouwerijen werken bijvoorbeeld vrijwel uitsluitend Ierse migranten. En veel kleine huisjesmelkers weren Joden als huurders. Maar de kaart toont ook dat het Joodse vestigingsgebied zich langzaam langs de grote winkelstraten naar het oosten uitbreidt. Joodse migranten accepteren kennelijk met nog meer gezinnen in één huis te leven en dus een hogere huuropbrengst te leveren. Vooral daar waar grote huizen verbouwd worden tot een- à tweekamer appartementjes, verdrijven ze de Engelse huurders. En als Joden verhuizen, wordt de sleutel doorverkocht aan een ander Joods gezin. Het Russo-Jewish Committee uit West End doet intussen haar best om een ‘getto van Ostjuden’ in Oost-Londen te voorkomen, door het vestigen in buitenwijken te bepleiten en te steunen. Maar zeker Jiddisj sprekende mitnagdiem en chassidiem trekken niet naar ‘heidense wijken’ zonder cheder-schooltjes, kosjere slagers en buurtsynagoges.

Russell bespreekt uitvoerig de economische rol van Joodse migranten en de effecten daarvan op hun relaties met niet-Joden. Het beeld heerst dat Joodse paupers de lage lonen van Britse arbeiders nog verder doen dalen of hen zelfs werkloos maken, terwijl ze door veel overwerk in de thuisindustrie hun eigen gezondheid op het spel zetten. Hij toont aan dat dit beeld slechts beperkt overeen komt met de werkelijkheid. Bekijken we het maken van kleren: eenderde van de Russische en Poolse migranten vindt werk in deze branche. Ze worden geholpen door Engels-Joodse steuncomités die goedkoop naaimachines verhuren. Maar twee decennia later worden overjassen van betere kwaliteit nog steeds door Engelse vaklui met de hand gemaakt. Joodse kleermakers hebben in Oost-Londen met hun machines wel regelmatig gewone Engelse en Ierse handwerkers weggeconcurreerd en de handel in tweedehands kleren is volledig Joods. Hun gunstige prijzen zijn het resultaat van een vergaande arbeidsdeling bij het maken van ‘kant en klare’ kleren. Op de foto ziet u The Kings own Schneiders, Joodse soldaten die uniformen maken voor de Royal Fusilliers.

Mochten deze Joodse arbeiders en handelaren plotseling wegvallen, dan zou de serieproductie van kledingstukken eerder in de provincie of in het buitenland goedkoop uitbesteed worden. In de grote overgang van locaal handwerk naar industriële vervaardiging vormen Joodse kleermakers slechts een tussenschakel. Soortgelijke ontwikkelingen vindt Russell ook bij de productie en handel in laarzen en schoenen, gewone meubelen en sigaretten.

Relaties tussen Joodse en niet-Joodse arbeiders worden daarnaast sterk beïnvloed door vakbonden. Joodse migranten uit Polen en Rusland zijn eind negentiende eeuw nog niet gewend aan machtsvorming via dergelijke belangenorganisaties. De vele Joodse bonden die spoedig ten ondergaan aan korte-termijn verwachtingen en felle disputen zijn juist een teken van zwakte. Het Russo-Jewish Committee stimuleert ook daarom lid te worden van algemene bonden, maar samen actie voeren maakt het vermijden van de Engelse praktijk van werken en loon innen op zaterdag moeilijk. Het houden van de sjabbat is een voorname kwestie in het debat over de assimilatie van Joden aan de Britse natie. In mijn volgende column schets ik het pleidooi voor de verengelsing van migranten en de uiteenlopende reacties daarop binnen de Joodse gemeenschap in Londen rond 1900. Dan zult u als lezer opnieuw parallellen kunnen ontdekken met posities in het debat rond Moslim-migranten een eeuw later.

7 + 2 = ?

Columns 2012

Columns 2011

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.