Twee maal Auschwitz verlaten

Het indrukwekkende overlevingsverhaal van Fred Bachner

Gepubliceerd op: 26 januari 2022

"Ik doe wat maar weinig mensen hebben gedaan. Ik loop levend naar buiten." Fred Bachner verlaat het crematorium tijdens zijn bezoek aan Auschwitz in 1988. Met dank aan Ellen Bachner Greenberg.

In 1945 verliet hij het beruchte kamp op een dodenmars; veertig jaar later kwam hij terug - en vertrok - als vrij man.

Mijn grootvader en vader, Abraham en Fred Bachner, hebben Auschwitz overleefd, maar wat er gebeurde met hun geliefde vrouw en moeder, Erna Widmann Bachner, is meer dan 75 jaar een mysterie gebleven.

Erna, of "Mutti" zoals mijn vader haar noemde, werd op 18 februari 1943 van Chrzanow naar Auschwitz getransporteerd, maar het enige bericht dat hen daarna bereikte waren de woorden van iemand die mijn vader vertelde dat hij Mutti had gezien toen ze naar de gaskamer werd gedreven.

Na tientallen jaren zoeken en vragen stellen, hoopte mijn vader nog steeds dat zijn Mutti als door een wonder niet was vermoord.

Erna Widmann Bachner. Met dank aan Ellen Bachner Greenberg.

In 1981 woonden mijn ouders de Internationale Bijeenkomst van Holocaustoverlevenden in Israël bij. In Yad Vashem plaatste mijn vader een gegraveerde steen ter nagedachtenis aan Esther Widmann Bachner, een van de zes miljoen Joden die tijdens de Sjoa zijn vermoord.

Hiermee kon mijn vader, bijna veertig jaar na haar dood, zijn zoektocht afsluiten.

Steen ter nagedachtenis aan Esther Bachner, geplaatst door haar zoon in Yad Vashem in 1981. Met dank aan Ellen Bachner Greenberg.

In 1988 wilde hij afscheid nemen van Mutti op de plaats waar ze was vermoord en nam mijn moeder én een videocamera mee naar Auschwitz. Hij was altijd een nuchtere pragmaticus geweest, en ik had nooit geweten dat hij zich eigenlijk al heel lang afvroeg of Mutti op de een of andere wonderbaarlijke manier het kamp had overleefd, tot ik zijn getuigenis hoorde.

Fred and Ruth Bachner at Auschwitz, 1988. met dank aan Ellen Bachner Greenberg.

Hoewel mij altijd was verteld dat Mutti in Auschwitz was vermoord en ik de gedenksteen zag in de synagoge die wij bezochten, heb ook ik altijd hoop gehouden en me afgevraagd of ze het had overleefd. Telkens als ik een verhaal lees van overlevenden die elkaar vinden, zelfs 75 jaar na de bevrijding van Auschwitz, moet ik weer denken aan Mutti en hoe pijnlijk het zou zijn geweest als ze het wél had overleefd maar nooit door haar familie was gevonden.

Deze gedachte achtervolgde me, totdat ik onlangs de volgende twee zinnen las in de Auschwitz Chronicle, 1939-1945:
"18 februari 1943: 1000 Joden worden vanuit een werkkamp in Chrzanow naar Auschwitz gedeporteerd. Alle gedeporteerden worden vermoord in de gaskamers."

De vraag of Mutti het al dan niet had overleefd, leek eindelijk een concreet antwoord te hebben gekregen.

Getuigenissen

Toen ik vier decennia later in Auschwitz rondliep, wees mijn vader me aan waar het orkest had gespeeld, waar het selectieproces had plaatsgevonden, en waar de gaskamer en het crematorium waren.

In het crematorium is mijn moeder - ook een overlevende van de Sjoa - op de video te zien terwijl ze een gedenkplaat op de muur leest en door emoties wordt overmand.

Mijn vader daarentegen is heel nuchter en zakelijk. Als hij het crematorium uitloopt, zegt hij: "Ik doe wat maar heel weinig mensen hebben gedaan. Ik loop levend naar buiten."

Als hij de hoofdingang uitloopt, met zijn handen in de lucht, heeft hij een triomfantelijke lach op zijn gezicht.

Fred Bachner loopt als vrij man Auschwitz uit, 1988. Beeld genomen uit een video van het bezoek aan het kamp.

Ik kon me voorstellen dat mijn vader zei: "Deze keer loop ik vrij weg."

Mijn vader, die Falbruck, Graditz, Annaberg, Auschwitz, Gross-Rosen en Dachau overleefde, gaf meerdere getuigenissen en sprak tientallen jaren over de Sjoa op scholen en in synagoges, tot hij in december 2008 overleed.

Ik bekeek zijn getuigenissen over zijn leven voor de Sjoa en hoorde de gruwelijke details over zijn gedwongen vertrek uit Berlijn, zijn geboortestad, en over zijn leven in Chrzanow, waar hij voor de Duitsers moest werken. Het was van daaruit dat de nazi's hem en zijn familie naar de concentratiekampen brachten.

Door de jaren heen hoorde ik zijn boodschap van kracht, doorzettingsvermogen en liefde. Ik heb me die lang geleden al eigen gemaakt, en nu is hij een deel van mij.

Mijn vader sprak niet in data, dus ik weet niet de precieze volgorde van de gebeurtenissen en de data waarop hij van het ene kamp naar het andere werd getransporteerd.

Verschillende keren zei hij: "Ik leefde van uur tot uur en van dag tot dag. Ik zei tegen mezelf: 'Ik ben deze dag doorgekomen en nu moet ik de volgende dag zien door te komen'."

Ik kan me voorstellen dat het moeilijk was om de tijd bij te houden en er was weinig om zelfs maar te kunnen weten welke maand het was. Het enige wat telde was overleven. De datum was onbelangrijk.

Meer vragen dan antwoorden

Ik weet dat mijn vader op 18 februari 1943 vanuit Chrzanow naar een concentratiekamp werd overgebracht, op dezelfde dag dat zijn moeder naar Auschwitz werd gedeporteerd.

Op 30 september 1944 kwam zijn transport uit Annaberg in Auschwitz aan. In zijn getuigenis beschreef hij het beruchte vernietigingskamp als een plaats "waar de ovens 24 uur per dag brandden en verhongering, afranselingen en dwangarbeid altijd aanwezig waren. Mijn Mutti (moeder) werd hierheen gestuurd… en ik was er vrij zeker van dat zij in de gaskamer was vermoord. Ik wist dat ik een stap dichter bij de dood was."

Crematoriumovens in Auschwitz-Birkenau, 1945 (Staatsmuseum in Auschwitz). Uit de Joseph and Margit Hoffman Judaica Postcard Collection, The Folklore Research Center at the Hebrew University of Jerusalem's Mandel Institute of Jewish Studies; beschikbaar via de NLI Digital Collection.

In Auschwitz werd hij geselecteerd voor dwangarbeid bij IG Farben, daarna werkte hij aan de spoorlijn.

"Voedsel was schaars en het enige dat we hadden waren de kleren aan ons lijf die doornat waren van de sneeuw en regen, dus namen we het papier van de zakken cement die we moesten dragen, en wikkelden dat onder onze kleren om ons heen. Het maakte het lopen moeilijk, maar we waren blij met het beetje warmte dat het ons gaf."

Hoewel de Duitsers bekend staan om hun perfecte schrijfstijl en nauwgezette registratie, leek deze gedetailleerde nauwkeurigheid in het geval van mijn vader op de achtergrond te zijn geraakt: het vermoorden van Joden was een veel dringender taak.

Naast de hierboven genoemde data, kennen we slechts een paar andere exacte data uit die onbeschrijfelijke twee jaar van zijn leven. Hij verliet Auschwitz op 28 januari 1945, kwam aan in Dachau op 21 februari 1945 en werd bevrijd op 1 mei 1945.

Dodenmars

In januari 1945 naderden de Russische troepen het kamp, en namen de zaken namen een drastisch andere wending.

Russische troepen in de Tweede Wereldoorlog. Uit de Centrale Archieven voor de Geschiedenis van het Joodse Volk (CAHJP) in de Nationale Bibliotheek van Israël.


Om niets achter te laten waaruit hun misdaden zouden kunnen worden afgeleid, ontmantelden de Duitsers de gaskamers, verbrandden documenten en lieten bewijsmateriaal verdwijnen. Duizenden gevangenen - voor de nazi-misdadigers de grootste dreiging - werden midden januari buiten het kamp gezet. Ze vertrokken zonder te weten waar ze heen gingen, zonder te weten hoe lang en gruwelijk ze zouden moeten lopen tijdens deze beruchte 'dodenmarsen'.

Ik wist dat mijn vader een dodenmars vanuit Auschwitz had gemaakt en ik had de indruk dat hij rechtstreeks naar Dachau was gegaan. Onlangs luisterde ik naar een getuigenis die ik nog niet eerder had gehoord. De interviewer vroeg mijn vader naar welk kamp hij vanuit Auschwitz had moeten lopen.

Nu weet ik dat mijn vader op een dodenmars van Auschwitz naar Gross-Rosen werd gestuurd met een groep die, volgens zijn schatting, met meer dan duizend gevangenen aan de tocht was begonnen.

Slechts gekleed in gestreepte pyjama's en op houten klompen, met één brood in de hand, sleepten ze zich 170 kilometer voort.

Zeldzame, clandestien gemaakte foto van gevangenen die naar Dachau marcheren, 1945. Met dank aan Maria Seidenberger / United States Holocaust Memorial Museum.

Wie niet snel genoeg liep of op de grond viel, werd door de Duitse soldaten door het hoofd geschoten. Bevroren lijken met kogels in het hoofd lagen langs de hele route en waren een voortdurende aanmaning om niet achterop te raken, op gevaar af het niet te overleven.

Januari en februari 1945 waren de koudste wintermaanden die Europa in de twintigste eeuw heeft gekend, met sneeuwstormen en temperaturen van -30 °C. De grond tussen Auschwitz en Gross-Rosen lag onder een dikke laag sneeuw.

Mijn vader herinnerde zich hoe de gevangenen hun broodmagere lijven voortsleepten:

"…we hebben dagen gelopen - hoeveel weet ik niet. De Russen hadden beweging waargenomen en vliegtuigen vlogen in het rond en lieten fakkels vallen om te zien of het troepen waren die zich verplaatsten. De vuurpijlen verlichtten de lucht als vuurwerk en gelukkig dachten ze niet dat wij het Duitse leger waren en vielen ze ons niet aan. We kwamen bij een schuur en mochten een paar uur in het stro gaan liggen om uit te rusten. Ik sloot vriendschap met iemand en we bleven bij elkaar en beloofden elkaar te helpen zoveel we konden."

Toen de volgende morgen het moment was gekomen om te verzamelen, zei mijn vaders vriend dat hij niet verder kon en dat hij zich in het stro zou verstoppen en in de schuur zou blijven. Mijn vader probeerde hem over te halen door te gaan.

"Als we hiervandaan weggaan, steken ze dit in de fik. Het zal afbranden met jou erin. Mijn vriend bleef waar hij was en ik twijfelde er niet aan dat hij het niet zou overleven. Kun je je mijn verbazing voorstellen toen ik hem zag op de Internationale Bijeenkomst van Holocaust Overlevenden in Israël in 1981."

Op ijzig koude dagen in New York moet ik aan mijn vader denken zoals hij door de sneeuw ploeterde op een dodenmars.

Ik heb een donsjas aan, een muts op, handschoenen en laarzen aan en kan me niet voorstellen hoe mijn vader en al die anderen, dagen en kilometers lopen hebben overleefd, uitgehongerd, geestelijk en lichamelijk mishandeld, ziek en bijna doodgevroren. Ik vraag me af waar mijn vader, die toen 19 jaar oud was en bijna twee jaar in concentratiekampen had gezeten, dat enorme verlangen vandaan haalde om te blijven leven.

Hij had het lot getart. Hij had met duizenden gevangenen Auschwitz verlaten en was een van de paar honderd die Gross-Rosen haalden.

Afgestompt

Uiteindelijk kwamen ze aan in Gross-Rosen, dat chaotisch en smerig was en zo overbevolkt dat er nergens plaats was om te gaan liggen slapen. Toen bekend werd dat de Russen in aantocht waren, wist mijn vader dat de Duitsers Gross-Rosen zouden leegmaken, net zoals ze met Auschwitz hadden gedaan.

"Ik heb die afschuwelijke dodenmars overleefd toen ik niet wist of ik dood was of leefde. Ik wist niet of ik het in me had om nog een dodenmars te overleven en ik wilde er niet achter komen dat dat niet zo was."

Mijn vader zag een grote groep mensen staan wachten om per trein uit Gross-Rosen weggevoerd te worden.

"Ik wist niet waar ze heen gingen en het kon me niet schelen waar ze heen gingen. Ik wist dat mijn kansen om Gross-Rosen of een andere dodenmars te overleven klein waren. Ik moest mezelf op dat transport zien te krijgen en dat deed ik. Ik wurmde me in de groep en op het transport."

Het transport, een open treinwagon zonder ruimte om te zitten, was op weg naar Dachau.

Het was midden in de winter en het sneeuwde.

"Er was niets te eten en de enige manier om water te krijgen was door je hoofd achterover te buigen, je mond te openen en zoveel mogelijk regen of sneeuw op te vangen… Het gebied werd gebombardeerd en we voelden de aarde trillen. Soms reed de trein dagenlang niet. Ik vroeg me af wat er met ons zou gebeuren… Overal om ons heen stierven mensen. Degenen die genoeg kracht hadden om de lichamen op te tillen, raapten ze op en gooiden ze over de rand van de wagon."

Ik hoor mijn vader die woorden zeggen en het valt me op hoe nonchalant hij in de getuigenis praat over hoe er met de doden werd omgegaan, vooral in vergelijking met hoe hij zich voelde als jongen van 14 die van zichzelf een manier moest vinden om de lijken te begraven die hij in het werkkamp Trezbina opgestapeld zag liggen, slechts een paar kilometer van het getto van Chrzanow waar hij en zijn ouders woonden. Hij ging met paard en wagen terug naar Trezbina en bracht de overledenen naar de Joodse begraafplaats in Chrzanow.

Het deed er niet toe dat hij hen niet kende, zelfs hun namen niet. Hij hield zich aan het Joodse gebod om de doden te eren met een fatsoenlijke begrafenis.

Lijkverbranding op brandstapels in Auschwitz-Birkenau, 1945 (Staatsmuseum in Auschwitz). Uit de Joseph and Margit Hoffman Judaica Postcard Collection, het Folklore Research Center aan de Hebrew University of Jerusalem's Mandel Institute of Jewish Studies; beschikbaar via de NLI Digital Collection.


Slechts een paar jaar later, na te zijn ondergedompeld in een wereld waarin uithongering, afranselingen, moorden, vergassingen en het cremeren van mensen een dagelijkse realiteit waren, raakte mijn vader, net als vele anderen, afgestompt en niet meer ontvankelijk voor gevoel. Als dat niet was gebeurd, zou het nog moeilijker zijn geweest om te overleven.

Mijn vader herinnerde zich dat het ongeveer twaalf dagen duurde om in Dachau aan te komen, maar zeker wist hij dat niet. Hij werd vervoerd in een open treinwagon, waar bij vertrek alleen plaats was om te staan en bij aankomst voldoende ruimte om te zitten. Hij woog tachtig pond en was meer dood dan levend.

Fred Bachner's Dachau bewijs van aankomst.

Het lijkt aannemelijk dat hij op 21 februari 1945 in Dachau aankwam, zoals aangegeven op de officiële papieren. Daar, waarschijnlijk in de hoop te worden geselcteerd voor werk in plaats van de dood, beweerde hij automonteur te zijn. Hij kreeg twee weken om uit te rusten en weer op krachten te komen voordat hij naar Muhldorf, een subkamp van Dachau, werd gestuurd om te gaan werken bij de bouw van een fabriek.

Bevrijding voor sommigen

Mijn vader overleefde de dodenmars van Auschwitz naar Gross-Rosen en daarna het transport van Gross-Rosen naar Dachau. De data en plaatsen zijn niet van het grootste belang. Het overleven van één van die reizen is verbluffend. Het overleven van beide is een wonder.

Fred Bachner bij de toegangspoort van Dachau, 1988. Met dank aan Ellen Bachner Greenberg.


Dit artikel verscheen op 26 januari 2021 onder de titel Leaving Auschwitz Twice in The Librarians, het blog van de Nationale Bibliotheek van Israël. Daar is het in het Engels te lezen.

Vertaling: Raya Lichansky

Toen de geallieerden het kamp naderden, half april 1945, begonnen de Duitsers met de ontruiming van Dachau. Mijn vader werd met vele medegevangenen op transport gesteld naar de Alpen, waar ze vrijwel zeker zouden worden doodgeschoten. Het was toen zes jaar geleden dat mijn vader zijn huis in Duitsland had moeten ontvluchten. Hij had de afgelopen 27 maanden in concentratiekampen doorgebracht.

Hij geloofde sterk in "dingen in eigen hand nemen", herinnerde hij zich later: "Ik heb het zover geschopt en nu was niet de tijd om op te geven."

Mijn vader maakte het ijzerdraad van een van de kleine treinraampjes los en sprong uit de trein naar de vrijheid. Hij verborg zich een paar dagen in een schuur en kwam naar buiten toen hij witte vlaggen zag.


International Holocaust Memorial Day wordt jaarlijks herdacht op 27 januari, de datum waarop Auschwitz werd bevrijd, het grootste van de vernietigings- en dodenkampen.
In zekere zin markeerde die dag het begin van het einde van de Sjoa.

Niettemin was 27 januari 1945 voor miljoenen slachtoffers een datum zonder betekenis. Voor sommigen, zoals Mutti, kwam hij veel te laat.

Voor ontelbare anderen was het gewoon een dag als zovele andere. Sommigen, zoals mijn vader, zouden pas weken of zelfs maanden later worden bevrijd. Velen hadden zelfs dát geluk niet: zij werden vermoord in de nadagen van de oorlog, voordat ze de vrijheid hadden kunnen ervaren.


Dit artikel is gepubliceerd in het kader van Gesher L'Europa, het initiatief van de Nationale Bibliotheek van Israël om verhalen te delen en in contact te komen met personen, instellingen en gemeenschappen in Europa en daarbuiten.

Ellen Bachner Greenberg
26.01.2021


Ellen Bachner Greenberg is medeoprichtster en voorzitster van Descendants of Holocaust Survivors/2G Greater New York, een forum voor nakomelingen van Sjoa-overlevenden overal ter wereld om hun ervaringen te delen, te bespreken en te leren en les te geven over het herdenken van de Sjoa. De programma's zijn opgezet in samenwerking met andere groepen, waaronder het Museum of Jewish Heritage - A Living Memorial to the Holocaust. Ellen leidt online (2G) discussiegroepen en workshops over het schrijven van familieverhalen.
Voor meer informatie: Descendants of Holocaust Survivors/2G Greater New York, een besloten groep op Facebook of neem contact op met [email protected].

Nieuwsbrief

Volg ons en blijf op de hoogte! Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en wij zorgen dat je niks mist.

Bekijk nieuws overzicht

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.