In 1939 werd Manja geroemd als één van de meest gedenkwaardige romans over het Interbellum in Duitsland – aan de vooravond van een nieuwe wereldoorlog.
Manja opent gedurfd met het verwekken van vijf kinderen. Hun ouders zijn wanhopig, brutaal, romantisch of achterdochtig, in slaapkamers die net zo verschillend zijn als de dromen van de mensen erin.
De roman volgt de kinderen die elkaar dagelijks ontmoeten op een verlaten ruïneterrein. De vier jongens en Manja moeten dit paradijs voortdurend verdedigen tegen het geweld van ‘Klasse’ en ‘Rasse’, van domheid en nijd. Manja neemt het voortouw en slaagt erin de vriendengroep bij elkaar te houden. Tot hun vriendschap in 1933 zwaar op de proef gesteld wordt, omdat Manja en Harry opeens niet meer ‘raszuiver’ zijn.
Twee van de jongens worden door hun ouders gedwongen bij de Hitlerjugend te gaan, de vader van een ander wordt als gevaarlijke communist bestempeld en is op een dag plotseling verdwenen. Door de problemen van hun ouders – die zich wel of niet bij Hitler moeten aansluiten –, worden de kinderen ook gedwongen een keuze te maken.
Anna Gmeyner vertelt kleurrijk over mensen en hun hoop en verwachtingen aan de vooravond van het Derde Rijk. Met zijn indrukwekkende en nietsontziende beschrijvingen van het Duitse dagelijkse leven, met zijn poëzie en zijn sprankelende dialogen, betovert Manja ook vijfenzeventig jaar later nog iedere lezer.
Anna Gmeyner: Manja. De vriendschap van vijf kinderen
Amsterdam: Cossee, 2015
Oorspr. titel: Manja, Roman um fünf Kinder
Vertaald door: Jantsje Post