Ilse Aichinger en Kafka

Leo Frijda

vrijdag 21 januari 2011

De Oostenrijkse schrijfster Ilse Aichinger nam in 1951 en 1952 deel aan de bijeenkomsten van schrijvers, bekend onder de naam Gruppe 47. In 1951 las zij haar verhaal Der Gefesselte. Met succes. Ze ontmoette toen ook haar latere echtgenoot Günter Eich. In 1952 was ze weer aanwezig, net als Ingeborg Bachmann en Paul Celan die met veel minder succes zijn Todesfuge las. Door zijn manier van voordragen, die pathetisch werd gevonden, was er veel onbegrip. Hij leest voor als Goebbels, zei de een. Hij leest voor als in de synagoge, in einem Singsang, zei een ander. Ilse Aichinger echter kreeg in dat jaar voor haar Spiegelgeschichte de door Gruppe 47 jaarlijks toegekende prijs. Heinrich Böll kreeg die prijs in 1951 en Ingeborg Bachmann in 1953. Hoe Ilse Aichinger de voordracht van Paul Celan heeft ervaren, is mij niet bekend. Maar wel is overgeleverd dat de aanwezige schrijvers Ilse Aichinger de bijnaam Fräulein Kafka gaven.


Heinrich Böll, Ilse Aichinger en Günter Eich
tijdens de bijeenkomst van Gruppe 47 in 1952

Ilse Aichinger is ook in het Nederlands vertaald. Haar roman Die grössere Hoffnung is in 1981 verschenen onder de titel Naar de andere oever en is daarna nog een keer herdrukt. Ook haar gedichten Verschenkter Rat zijn vertaald. En in 1987 is een mooi uitgegeven keuze uit haar verhalen verschenen met als titelverhaal De gebondene. Ook Spiegelverhaal staat daarin. Deze boeken zijn gemakkelijk antiquarisch te vinden. En dat loont de moeite.

Het valt wel enigszins te begrijpen dat de eerste verhalen van Ilse Aichinger aanleiding gaven tot de bijnaam Fräulein Kafka. In De gebondene wordt iemand wakker die merkt dat hij met touwen is vastgebonden maar wel zo dat hij zich toch enigszins kan bewegen. Voor wie de gebondene zag, schrijft Aichinger, leek het op een vrijwillige beperking maar juist daardoor viel een onbegrijpelijke bevalligheid van beweging op. Ook Spiegelverhaal neemt een vreemde wending. Het beschrijft een leven in omgekeerde richting, van de begrafenis naar de geboorte. Ilse Aichinger, zo kan je zeggen, vertrouwt de realiteit niet, ze verandert de werkelijkheid met opzet, met de bedoeling om daarop meer zicht te krijgen. So fremd wie das Bekannte kann das Unbekannte nie werden, tekende ze in 1952 op.

In 1983 ontvangt Ilse Aichinger de Oostenrijkse Franz Kafkaprijs. Een mooi jaar om die prijs te krijgen want in 1983 was het precies honderd jaar geleden dat Kafka werd geboren. Aichinger houdt bij het in ontvangst nemen van de prijs een opvallende dankrede. Ja, ze heeft kort na de oorlog over Kafka gehoord maar ze las hem niet. Andere schrijvers wel, maar Kafka niet. Dat stelde ze steeds uit. Es kam mir vor, als hätte ich in der Wüste noch Wasser bei mir, aber die letzte Handvoll, die man nach dem Tod trinkt. Toch, eenmaal, greep ze naar de brieven van Kafka, sloeg die op een willekeurige bladzij open en las:

Als ich an einen andern Tag nach einen kurzen Nachmittagsschlaf die Augen öffnete, meines Lebens noch nicht ganz sicher, hörte ich meine Mutter in natürlichem Ton vom Balkon hinunterfragen: ‘Was machen Sie?’ Eine Frau antwortete aus dem Garten: ‘Ich jause im Grünen.’ Da staunte ich über die Festigkeit, mit der die Menschen das Leben zu tragen wissen.

Ilse Aichinger sloeg het boek weer dicht en ein starkes, finsteres Glück erfüllte mich. Maar dat gevoel veranderde de dagen daarna in onrust, ze werd de gevangene van de tekst, als ein Neugeborenes, das sich plötzlich gezwungen sieht, zu atmen gegen seinen Willen. Verschrikt voelde ze zich verjaagd aus meinem bisherigen Gelände in eine noch viel unerhörtere Fremde. Nee, schrijft ze, ich lese nicht weiter. Solang ich atme, lese ich nicht weiter.

Het is de schok der herkenning, door Ilse Aichinger prachtig beschreven. Net als Kafka verbaast Aichinger zich steeds weer over de zekerheid waarmee de mensen het leven aankunnen. Vivian Liska heeft in haar boek When Kafka says we, dat ik in mijn tweede column over Felix Weltsch al heb aangehaald, de rede van Aichinger over Kafka nader tegen het licht gehouden. Ze wijst erop dat Kafka de door Ilse Aichinger gelezen passage (uit de brief aan Max Brod van 28 augustus 1904) bijna letterlijk opnieuw heeft gebruikt in zijn verhaal Gespräch mit dem Beter. Liska laat de verwantschap aan thematiek zien aan de hand van dit verhaal van Kafka en het verhaal Zweifel an Balkonen van Aichinger, waarin net als bij Kafka een diep gevoel van onzekerheid valt terug te vinden. Verwantschap en geen navolging want Aichinger, zo moeten we aannemen, las wel het brieffragment maar niet het verhaal Gespräch mit dem Beter.

Er staat nog een opvallende alinea in de rede van Ilse Aichinger bij het in ontvangst nemen van de Kafkaprijs. Zij vraagt zich af of zij, hoewel zij aan de handlangers van deze wereld ontkomen is, niet toch maar haar Herz dem Schutz einer Macht aussetzen sollte. Uiteindelijk verwerpt Aichinger het idee, in de woorden van Liska, of finding refuge in religious systems that could protect her from the feeling of insecurity experienced as a result of reading Kafka’s lines. Aichinger wijst, concludeert Liska, de troost en de zekerheid van godsdiensten af. Als Aichinger over die reddingsboei nadenkt, vloeit onder meer de volgende zin uit haar pen: oder sollte ich - noch viel weiter- und viel naheligender – mich fügen in die Rolle derer, die keine Schweine essen durften (...).

Om hier iets van te kunnen begrijpen moeten we naar het verhaal van haar leven gaan. Ilse Aichinger is 1 november 1921 in Wenen geboren en is na het overlijden van Günter Eich weer naar Wenen teruggekeerd. Ze leeft nog steeds en volgens Wikipedia moet ze nog regelmatig in café Demel aan de Michaelerplatz te vinden zijn. Aichinger is één van een tweeling. Haar ouders, moeder Joods en vader niet-Joods, zijn niet lang na haar geboorte gescheiden en zij woonde daarna grotendeels bij haar grootmoeder van moederskant. In Film und Verhängnis, Blitzlichter auf ein Leben, staat de rede die Aichinger hield toen haar in 1995 de grote Oostenrijkse staatsprijs voor literatuur was toegekend. Daarin lezen we de volgende passage:

Der Vater meiner Grossmutter war ein Angestellter der Nordbahn. Seine erste grössere Stellung war die des Stationsvorstands eines kleineren und unbekannten Ortes. Auschwitz. Später bekam er den Auftrag, die bosnischen Bahnen auszubauen. Die Wiener Behörden waren zufrieden. Weitere Aufträge bekam er, da er die jüdische Religion, an die er nicht glaubte, nicht aus Karrieregründen ablegen wollte, nicht mehr.
Meine Grossmuter hatte dieses Glück nicht, sie wurde mit den jüngeren Geschwistern meiner Mutter nach Minsk deportiert, gefoltert und im Mai 1942 ermordet.
Mein Grossvater hatte mehr Glück. Er brachte es zwar nur zu einem bescheidenen Offiziersrang, da er ebenfalls nicht bereit war, die ungeliebte und ungeglaubte jüdische Religion abzulegen, aber er starb ruhig in seinem Schlafzimmer (...). Er wurde auf dem jüdischen Friedhof beerdigt.

Ilse Aichinger had twee verkeerde grootouders. Nee, niet meteen in de pen klimmen om deze woordkeus. De uitleg komt volgende week bij de bespreking van haar roman Die grõssere Hoffnung. We zullen dan ook zien hoe belangrijk haar gedeporteerde en vermoorde grootmoeder voor Ilse Aichinger is geweest.

7 + 1 = ?

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.