Multatuli en W.A. Paap

Leo Frijda

vrijdag 11 juni 2010

Het was vorige maand 150 jaar geleden dat Max Havelaar verscheen en daarom is er dit jaar veel aandacht voor Multatuli. Naast een hertaling van Max Havelaar zijn er verschillende nieuwe boeken over Multatuli uitgekomen. Een mooie uitgave is Multatuli. Een zelfportret. Het leven van Eduard Douwes Dekker, door Multatuli verteld. Uit dat boek een citaat:

Zijn zwak voor joden heeft Multatuli zijn hele leven behouden. Dat bleek toen hij in Duitsland woonde en gesommeerd werd belasting te betalen aan de 'Evangelische Kirche'. Daarop vroeg Multatuli 'of de wet voorschreef dat men tot 'n gemeente behoren moest? "Zo ja, zei ik, dan kies ik onder protest, het katholicisme. Niet omdat de leer dier kerk in 't minst overeenstemt met m'n gevoelens, maar omdat ik verneem dat ze goedkoper is."' Aanvankelijk had Multatuli overwogen zich 'in geval van dwang' maar 'bij de joden' aan te melden, maar die bleken tot zijn schrik de meeste belasting van allemaal te betalen.

Voor wie wil weten hoe in de Nederlandse letterkunde van de 19e eeuw tegen de Joden werd aangekeken, is het nodige te vinden in een proefschrift van M.J.P.M. Weijtens, Nathan en Shylock in de Lage Landen. Weijtens komt tot een genuanceerd beeld. Vooral na 1850 begon men 'de Joden objectiever te observeren'. Multatuli's Woutertje Pieterse in de Jodenhoek is daarvan een mooi voorbeeld. Maar ook 'de ongunstige Joodse typen en ook het antisemitisme deden zich in de tweede helft der eeuw meer gelden dan vóór 1850'. Het gaat dan vooral om de Jood als rijke patser. Mozes Goudkater bijvoorbeeld uit het toneelstuk Het Poortje of De Duivel te Kruimelburg, een jeugdwerk van Frederik van Eeden. Mozes Goudkater is opzichtig gekleed met veel ringen en een grooten horlogeketting, pantalon, pieds d'éléfant, pommadehaar. Een bekend voorbeeld is ook de roman Jeanne Collette van W.A. Paap, dat in 1896 verscheen. Het voorwoord begint zo: Hij zit op zijn troon; hij ligt vadzig met het dikke lijf op zijn troon, de jodenbaron. Voorop het boek een onomwonden antisemitisch plaatje:

Jaap Meijer schreef in 1959 een biografie van W.A. Paap met de titel Het levensverhaal van een vergetene. Maar helemaal vergeten is W.A. Paap toch niet en dat komt door één roman, Vincent Haman, verschenen in 1898. Het is de enige roman van betekenis die Paap heeft geschreven en een nog steeds leesbare satire op het letterkundige leven in het Amsterdam van zijn tijd. Vincent Haman is opgedragen aan de nagedachtenis van Multatuli. Als jongeman was Paap bij Multatuli op bezoek geweest toen deze al in Duitsland woonde. Daarna hebben zij af en toe met elkaar gecorrespondeerd. Multatuli is voor Paap altijd het grote voorbeeld geweest. Paap vereerde Multatuli en wie zich tegen hem keerde kreeg ervan langs.

Toen Paap Jeanne Collette en Vincent Haman schreef, was Multatuli al overleden en woonde Paap in één huis, aan de Nassaukade in Amsterdam, met Mimi (Hamminck Schepel), de weduwe van Multatuli. Jaap Meijer beweert dat zij een relatie hadden maar dat staat allerminst vast. Zij hadden elkaar in ieder geval gevonden in hun bewondering voor Multatuli. Samen bezorgden Paap en Mimi de uitgave van de Brieven van Multatuli die van 1890 tot 1896 verscheen.

Jeanne Collette is net als Vincent Haman een sleutelroman. 'Als een lopend vuurtje ging het door Amsterdam: een antisemitisch boek verschenen over Wertheim', schrijft Jaap Meijer. Met de 'jodenbaron', in de roman de vader van Jeanne Collette, is ongetwijfeld A.C. Wertheim bedoeld. A.C. Wertheim was in Amsterdam een bekend bankier en filantroop. Het is natuurlijk de vraag waarom Paap een boek heeft geschreven met een zo negatief portret van Wertheim. Een rol kan hebben gespeeld dat Wertheim in 1870 was betrokken bij een commissie die voor Multatuli geld wilde inzamelen. Daartoe stond op 13 november 1870 een oproep in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en die oproep was onder anderen ondertekend door Wertheim en de econoom H.P.G. Quack. Per ongeluk heeft Multatuli een tussen Wertheim en Quack gewisseld briefje in handen gekregen. In dat briefje schreef Wertheim aan Quack dat hij medelijden met Multatuli had en dat schoot Multatuli, het is niet onbegrijpelijk, in het verkeerde keelgat. Multatuli bespreekt de gang van zaken later in de Ideeën 1034 en 1035. Multatuli hekelt de commissie die van hem een voorstelling heeft als 'n bedelaar die gealimenteerd moest worden. Het briefje van Wertheim aan Quack is voor Multatuli het bewijs dat hij te doen had met vijanden. En vijanden van Multatuli, vond Paap, moesten aangevallen worden.

Jaap Meijer gebruikt in 1959 krasse bewoordingen over Jean Collette en zijn biografie is niet ten onrechte nogal subjectief genoemd. Paap zou volgens Meijer het boek geschreven hebben 'in dolle antisemieten-woede'. Antisemitisch is Jean Collette zeker, al heeft Paap dat proberen tegen te spreken door te wijzen op het verschil tussen het voorwoord en de verdere inhoud van zijn roman. Dat overtuigt echter niet. Aan het eind van de roman heeft Paap het immers opnieuw over de zwijnerij der eeuw, de jodenbaron-zwijnerij der eeuw.

Toen Paap Jeanne Collette schreef, was Multatuli al overleden. Multatuli zou vast niet positief over dat in alle opzichten beroerd boek hebben geoordeeld, ook al was Wertheim één van zijn vijanden en schreef ook Multatuli in zijn Wouter-geschiedenis over de Joden als aanbidders van het gouden kalf dat in effekten is. Belangrijker is dat Multatuli in Woutertje Pieterse een prachtige schildering van de Jodenhoek heeft gegeven, die terecht is opgenomen in verhalenbundels als Verhalen uit Joods Amsterdam en Ochenebbisj, Verhalen en geintjes over het Amsterdamse getto (1870-1925). Over Multatuli en de Joden volgende keer meer.

8 + 1 = ?

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.