Ruiter in de wolken

Leo Frijda

vrijdag 11 december 2015

Na de Hommage aan Andreas Burnier heb ik mij afgelopen zondag opnieuw naar de Rode Hoed gespoed voor het mede door Crescas georganiseerde symposium over Spinoza. Veel gerenommeerde sprekers met vaak zeer verschillende opvattingen. Tony Judt heeft ‘het talent voor verschil van mening’ één van de belangrijkste kenmerken van het jodendom genoemd.

Andreas Burnier zou, zo vermoed ik, zich hebben kunnen vinden in de opvatting van rabbijn Nathan Lopes Cardozo die op het symposium de banvloek een teken van zwakte noemde en discussie centraal stelde, vooral ook omdat het jodendom geen dogma’s kent. De denkbeelden van Spinoza wees Lopes Cardozo echter van de hand. Spinoza had volgens hem onvoldoende kennis van de Talmoed en leunde te sterk op Maimonides die het jodendom terugbracht tot ‘dertien principes’.

Ook Andreas Burnier heeft ‘de poging van de overigens geniale, middeleeuwse Joodse filosoof Maimonides het Joodse religieuze leven te systematiseren en dogmatiseren’ een ‘dieptepunt’ genoemd. Het valt te lezen in de door Daniel van Mourik en Manja Ressler onder de titel Ruiter in de wolken bezorgde Joodse essays 1990-2002. Daarin zijn de in de nalatenschap van Andreas Burnier aangetroffen artikelen en lezingen bijeengebracht, soms eerder gepubliceerd, soms ook niet. Een misschien niet te vermijden nadeel is dat als gevolg daarvan bepaalde passages nogal eens terugkomen. In enkele gevallen bijna letterlijk. Zo noemt Andreas Burnier in haar lezingen telkens weer Kafka’s verhaal Onderzoekingen van een hond. Kafka, meent zij, is een ‘proto-mysticus’; hij schrijft ‘vanuit een intuïtief vermoeden dat de wereld boven ons wel eens net zo immens groot, zo onzichtbaar en onbegrijpelijk zou kunnen zijn als onze mensenwereld voor de dieren’.

Andreas Burnier heeft Kafka’s verhaal gebruikt om eigen opvattingen te verduidelijken. Daar is zo bezien niets op tegen. Wel is het riskant om uit de inhoud van een verhaal de standpunten van de schrijver af te leiden. Bij Kafka geldt bovendien dat hij bewust de interpretatie van zijn romans en verhalen aan de lezer heeft overgelaten. Die interpretatie zegt meer van de lezer, in dit geval Andreas Burnier, dan van Kafka zelf. Andreas Burnier benadrukt de volgens haar door Kafka ‘gezochte verbinding met een orthodoxe, mystiek-Joodse levensstijl’. Daar kan wel een vraagteken bij worden gezet. In een lezing voor de Kafka-kring, 7 oktober jongstleden, over Kafka’s beleving van het jodendom, heb ik andere accenten gelegd. Die lezing, getiteld Met mijn vinger op de landkaart, is gepubliceerd op de website van de Nederlandse Kafka-kring. Ook mijn interpretatie, het valt niet uit te sluiten, kan mede gekleurd zijn door eigen opvattingen.

Laat ik maar met de deur in huis vallen. Ik kan niets met de opvatting van Andreas Burnier over de ziel, volgens haar ‘dat wat de brug vormt tussen onze materiële basis in deze wereld (…) en onze geestelijke wortels in de hogere werelden’. Ook kan ik niet veel met mystiek, met ‘een ervaring van je eigen verbondenheid met het Al’, zoals Andreas Burnier het in één van haar essays heeft geformuleerd.

Vooral de ontkenning van de onsterfelijkheid van de ziel was volgens Steven Nadler voor de ma'amad van de Portugese gemeente aanleiding de banvloek over Spinoza uit te spreken. Nadler schreef dit al in zijn boek De ketterij van Spinoza en hij herhaalde het tijdens het symposium van afgelopen zondag. Gelukkig zal in onze tijd niemand meer om deze opvatting in de ban worden gedaan. Evenmin volgt een banvloek indien men de onsterfelijkheid van de ziel wel omarmt.

De denkbeelden van Andreas Burnier zijn geënt op de Joodse traditie met een scala aan opvattingen en het is boeiend haar op de zoektocht naar haar hervonden jodendom te volgen. Andreas Burnier kon helder formuleren. Wel overdrijft ze soms om haar boodschap te onderstrepen, zoals bij het op zich terechte pleidooi om ‘Joods-Joods’ te blijven lezen. Daar gaat mijn hele boekenkast en een deel van onze geschiedenis, dacht ik zelfs even toen ik las wat zij vond van het lezen van bellettrie van Joden, ‘uiteindelijk’, zo meent ze, ‘toch maar een bijproduct van het jodendom’. Het is naar haar mening allemaal teveel ‘tijdgebonden’. Maar die nogal boude constatering had zij kennelijk nodig om een ‘pleidooi te houden voor terugkeer naar onze klassieken (Tora, Talmoed, Midrasj, Kabbala)’.

Andreas Burnier heeft zich in korte tijd grondig verdiept in die klassieken, in ‘Joods-Joodse’ boeken. Dat maakt de essaybundel de moeite van het lezen waard, ook al leidt, in de woorden van Bart Wallet, ‘het zoeken naar mystiek – waarbij Kabbala en de achttiende-eeuwse vroomheidsbeweging van het chassidisme soms al te exclusief op elkaar worden betrokken – in haar historische reconstructies tot enige overschatting’. De door haar verworven kennis heeft ze enthousiast gedeeld met anderen, buitenstaanders soms, maar vooral ook met leden van de liberaal-Joodse gemeenten. Het zou jammer zijn als de sporen daarvan verwaaien. De gebundelde essays kunnen helpen om dat te voorkomen.

In haar inleiding, De lange weg naar het jodendom, beschrijft Daniel van Mourik hoe Andreas Burnier najaar 1989 ‘in contact kwam met het religieuze jodendom’: ‘We seiderden, met grote intensiteit beleefden we de Hoge Feestdagen, mezoezot werden aangeslagen, en er kwam geen garnaal of uitgebakken spekje meer het huis in.’ En dan volgen de voor buitenstaanders misschien verrassende woorden: ‘Wij begonnen een Liberaal-Joods leven te leiden.’

Tegenover Ischa Meijer moet Andreas Burnier haar keuze voor het liberale jodendom zo hebben uitgelegd (geciteerd door Daniel van Mourik):

Als ik, God verhoede, als man was geboren, dan zou ik misschien een orthodoxe rabbijn zijn geweest. Maar omdat God, de Heer, mij heeft behoed voor dit lot en mij geboren heeft laten worden als vrouw en dankzij mijn ervaringen in de oorlog, kon ik deze uitgebreide omweg maken en heb ik uiteindelijk gekozen voor het zeer progressieve en zeer liberale jodendom.

Toch heeft Andreas Burnier in haar essays wel iets van een rabbijn, in ieder geval van een leermeester. Met niet alleen een warme belangstelling voor de traditie, vooral voor de mystieke kanten daarvan, maar ook met voldoende oog voor noodzakelijke veranderingen in de moderne tijd. Dat blijkt bijvoorbeeld als ze de vraag opwerpt welke weg het jodendom in de nabije toekomst zou kunnen gaan:

Gegeven de sterke neiging in het jodendom de traditie te behouden, maar deze steeds opnieuw te interpreteren naarmate de omstandigheden en het menselijk bewustzijn veranderen, lijkt een combinatie van traditionele elementen uit Tora en Talmoed, Kabbala en Reform, en dat alles drastisch geherinterpreteerd, een mogelijkheid.

Drastisch geherinterpreteerd. Er blijft dus nog steeds veel te debatteren. Dat zou Andreas Burnier, denk ik, hebben beaamd. En in dit verband ook dank aan Spinoza. Zijn opvattingen hebben afgelopen zondag aanleiding gegeven tot disputen waarvan ik heb genoten. Over Spinoza had Andreas Burnier wellicht haar wenkbrauwen gefronst. En dat was dan ook weer een reden voor debat geweest. Wat is jodendom op die manier toch verfrissend!


Andreas Burnier, Ruiter in de wolken, Joodse essays 1990-2002,
bezorgd door Daniel van Mourik en Manja Ressler,
Atlas Contact, Amsterdam 2015

8 + 2 = ?

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.